Meditatief bijbellezen als een fase in de preekvoorbereiding

Door: Gideon van Dam

 

I  PREKEN ALS UITNODIGING ZICH TE LATEN VERRASSEN

 

1. Preekvoorbereiding: belastend of dragend deel van het predikantswerk?

De meeste predikanten bereiden zich vrijwel iedere week voor op een kerkdienst waarin zij voorgaan. De voorbereiding van de preek vraagt in de regel verreweg de meeste tijd. Als predikanten een periode hun uren tellen, blijkt dat er zo’n acht tot vijftien uur aan besteed wordt. In gesprekken over het werk rekenen veel predikanten de voorbereiding voor de preek tot de onderdelen van het werk die in de regel met plezier gedaan worden. Het hoort immers overduidelijk tot het hart van het werk. De voorbereidingstijd geeft ruimte voor reflectie die er op andere momenten moeilijker is. Het is boeiend als vertrouwde woorden uit de bijbel nieuw gaan klinken en verbanden ontdekt worden. Voor dit werk heeft een predikant overduidelijk gestudeerd en is zij of hij in het ambt bevestigd. Bovendien stellen veel predikanten dat de preekvoorbereiding ‘goed voor het eigen geloven’ blijkt te zijn.

Maar ook is het voor sommigen structureel en voor anderen periodiek een zware belasting.

Vrijwel iedere predikant heeft ervaring met moeilijke momenten tijdens de voorbereiding van een preek. Die kunnen variëren van moeite met het medium preken of met de inhoud van een tekst, het ontbreken van een creatieve inval, een schrijfblokkade, onzekerheid over de eigen mogelijkheden om boeiend te preken tot wanhoop over het eigen predikantschap. Ook kan veel ander werk dat gedaan moet worden concurreren met de noodzaak om in rust te werken aan een preek. Vrij vaak schuift het grootste deel van de voorbereidingstijd naar later in de week, tot zelfs de zaterdagnacht. Kennelijk moet je een drempel over om weer iets op papier te zetten dat nieuw is en recht doet aan de tekst en aan de hoorders en zo de toets van kritiek kan doorstaan.

 

De vooronderstelling van dit artikel is dat het hele proces van preekvoorbereiding een dragende kracht kan zijn voor al het predikantswerk. Het gaat dus niet slechts om de voorbereiding van het product preek: tien uur voorbereiding voor twintig minuten uitvoerend werk. Soms ongemerkt, soms expliciet beïnvloedt de geconcentreerde omgang met een bijbeltekst voor de komende zondag pastoraat, vormings- en toerustingswerk en de bezinning op beleid.

 

2.  De predikant als mystagoog

De bovengenoemde blokkades in het proces van preekvoorbereiding kunnen samenhangen met de beleving van de verantwoordelijkheid van een predikant in een kerkdienst. Wat wordt er van mij gevraagd als ik voorga? Wat is eigenlijk een preek? Moet ik zoveel verschillende mensen iets geven waar ze verder mee kunnen als gelovigen in deze tijd? Ben ik daarin mee verantwoordelijk voor de betrokkenheid van mensen bij kerk en geloof? Heb ik voldoende te bieden? Kan ik de mensen boeien met wat ik zeg? Wie ben ik dat ik daar straks weer ga staan?

Soms werken zulke vragen stimulerend om scherp te blijven in het voorbereidingsproces en om verder te gaan met het ontwikkelen van nieuwe vormen van voorgaan. Spanning kan een goede prikkel zijn om niet te snel tevreden te zijn. Maar vaker blijken die vragen verlammend te werken. Ze worden zo maar tot censoren die een aanslag vormen op de creativiteit van de predikant. De verleiding is dan groot al snel terug te vallen op wat anderen over de gekozen tekst hebben geschreven. Wat heb ik op de plank en in mijn systeem over deze tekst?

Hernieuwde reflectie op de eigen rol als predikant kan daarom ook verlichtend en stimulerend werken op het preekvoorbereidingsproces. Wat hoort als ik voorga in de dienst van het Woord wel en wat hoort niet tot mijn verantwoordelijkheid? Wat doe ik als ik preek?

 

Formeel gesproken is een preek een ‘toespraak over een bijbelgedeelte die door een theologisch geschoold voorganger in een kerkdienst wordt gehouden’[2]. Daarmee is nog niets van de binnenkant van een preek gezegd. Ik voel me theologisch thuis bij hoe Ernst Lange het wezenlijke van een preek weergeeft: een preek is het spreken van ‘een nieuw woord’[3]. Lange gaat uit van de vooronderstelling dat de bijbeltekst relevant is.[4] Het leven zelf, in alle gebrokenheid, wordt tot een aanvechting voor de predikant. Die aanvechting drijft de mens naar het Woord. De aanvechting doet het Woord klinken in zijn bevrijdende kracht. Een preek ontstaat uit een geding dat de predikant als het ware op twee fronten voert. De predikant is in de voorbereiding en de uitvoering van de preek pleitbezorger van de situatie en dus ook van de hoorders tegenover de tekst van de bijbel. Zoveel in deze werkelijkheid is in strijd met wat van Godswege ons is toegezegd. Daarnaast is de predikant pleitbezorger van de tekst tegenover de situatie. De tekst wil zeggingskracht in het leven krijgen. In dat geding tussen onze werkelijkheid en de tekst komt God tot spreken in het leven van mensen. Jos Douma formuleert die visie van Lange iets minder grimmig. Preken als nieuw woord is als het ware een tekst uitvoeren, zoals een musicus een muziekstuk uitvoert.[5]  Zoals een muziekstuk vráágt om uitvoering, verlangt de bijbeltekst er naar als nieuw woord te klinken.        

In het perspectief van deze homiletische visie is de kerkdienst te zien als een in de drukte van het dagelijks bestaan open gespaarde ruimte waarin een ontmoeting met God, de Onzienlijke, kan plaatsvinden. De preek is daarin het deel waarin de menselijke ervaring in gesprek wordt gebracht met en botst op de tekst die ontvangen wordt als Woord van God. De predikant kan voor het open sparen van die ruimte van ontmoeting voorwaarden helpen scheppen. Zij is dan mystagoog.

 

De laatste jaren duikt deze term als aanduiding van de kerntaak van een predikant steeds vaker op. De term ‘mystagoog’ blijkt heftige reacties op te roepen. Van vrolijke herkenning tot cynische afwijzing. De eerste associatie kan zijn dat dit woord verwijst naar een wereld die niets met deze moderne tijd te maken heeft. Iets geheimzinnigs, iets voor een incrowd. Voor anderen roept het de wereld van New Age op. En dan bedoelt men wel erg koersend op de eigen ervaring en nogal zweverig. Maar wat bedoelen we met die aanduiding voor de kern van het predikantschap?

Laat ik beginnen met een metafoor. De kerntaak van een predikant kan vergeleken worden met een mimespeler die ik aan het werk zag op het plein van het Centre Pompidou in Parijs. We zaten in de zon ons brood te eten op dat levendige plein. Talloze mensen liepen in allerlei richtingen, anderen zaten op de traptreden van het plein. Ineens gebeurde er iets dat aandacht trok. Er was een mimespeler. Door zijn kleding duidelijk herkenbaar. Vooral door zijn witte handschoenen die de aandacht naar zijn handen trokken. Minutenlang verleidde hij mimend mensen om een groot vierkant op het plein te vormen. Langzamerhand bleken de mensen die zich lieten verleiden, met elkaar rond een zo open gespaarde ruimte op het drukke plein te staan. Ze werden toeschouwer en deelnemer. Ze vormden de grens van een ruimte die geladen was met verwachtingsvolle spanning. In die ruimte gaat iets gebeuren!

Misschien gaat het daarom in al het werk van een predikant. Er kan mede door het optreden van een predikant een ruimte ontstaan waarin iets van Godswege gaat gebeuren. Anders gezegd, men mag predikanten  beschouwen ‘als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd’ (1 Korinthiërs 4:1). In de brieven van Paulus klinkt 20 of 21 maal dat woord ‘musterion’. Het wordt in die brieven meestal gebruikt om de kern van Paulus’ werk aan te duiden. Het staat dan naast het evangeliede prediking van Jezus Christusde verborgen wijsheid van Godde rijkdom en de liefde van ChristusChristus onder u. Het beheer van de geheimenissen Gods vraagt vertrouwdheid met die geheimenissen. Allereerst is de predikant daarom iemand die iets ervaren heeft van dat geheimenis, een mysticus. Dat is ‘iemand die God zoekt in alle dingen, … iemand die in zijn leven van alledag ruimte toekent aan het mysterie.’[6] Dat is de predikant – als Karl Rahner gelijk heeft[7]- samen met de andere leden van de geloofsgemeenschap. Vanuit die levenspraktijk als mysticus, als ‘iemand die in zijn leven van alle dag ruimte toekent aan het mysterie’ is de predikant mystagoog. Een mystagoog is een agoog, iemand die er voor is opgeleid en aangesteld om individuen en groepen te begeleiden, op weg ergens naar toe. De richting van dat begeleiden wordt bepaald door dat geheim van dat wat ons onvoorwaardelijk overstijgt. Als een predikant zichzelf ziet als mystagoog, beseft zij dat het in alles van het werk gaat om het mensen dichter brengen bij die ruimte waarin de Onzienlijke zich laat ontmoeten. Ook Manfred Josuttis noemt mystagogie een bruikbare aanduiding voor het hart van het predikantschap in deze tijd. Hij verwees ook naar de eerder genoemde tekst 1 Korinthiërs 4:1 in zijn referaat op de predikantendag van 6 mei 2003.[8]     

De term ‘mystagoog’ blijft sommigen een minder prettige bijsmaak geven. Het gaat mij niet om die term zelf, maar om de zaak die met het woord mystagogie wordt aangeduid. In het evangelie naar Johannes komt een modelfiguur in beeld die laat zien waar het voor mij in die term mystagoog om gaat. Johannes de Doper. Wat zijn functie is wordt met name duidelijk door de aanduiding van wat hij niet is. ‘Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht.’ (Johannes 1:8). Hij zegt ‘Ik ben de Christus niet. Ik ben Elia niet.’ Op de vraag of hij een profeet is, antwoordt hij ‘nee’. Hij noemt zichzelf daarna de stem van één die roept in de woestijn. Hij mag dan wel dopen met water, maar hij kan niet meer en hoeft niet minder dan ontvankelijk te maken voor dat geheim: ‘midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet.’ (Johannes 1:19-28). Later zegt hij weer dat hij de Christus niet is. Hij noemt zich dan de vriend van de bruidegom. (Johannes 3:25-30). Voor het zelfbeeld van de predikant betekent dat voor mij dat de predikant mag weten dat zijn activiteit een van zich afwijzende is. In wat hij doet gebeurt niet het beslissende. Hij attendeert, maakt ontvankelijk voor dat geheim.   

Mystagoog is voor mij een aantrekkelijke aanduiding voor het predikantschap omdat deze benaming iets doet vermoeden van het hart van het werk (het mysterie van Gods liefde) en van de benodigde professionaliteit (agoog) en speelse creativiteit (het gaat niet om een af te bakenen product).

 

3. Preken als vorm van mystagogie (‘Heden is dit schriftwoord voor uw oren (en tois oosin humoon) vervuld.’, Lucas 4: 21)

Dat zelfbeeld van de predikant kan invloed hebben op de beleving van het preken. Een preek als vorm van mystagogie kan gezien worden als een uitnodiging aan de hoorders open te gaan voor wat zich bij het horen van de bijbeltekst aan hen voltrokken is. Door de tekst wil de Onuitsprekelijke tot spreken komen. De predikant is iemand die dat in de voorbereiding ervaren heeft en vanuit die ervaring de hoorders uitnodigt zich aan de werking van die tekst toe te vertrouwen.

Deze visie op preken spoort met wat Lange daarover schreef[9]. De preek is voor hem niet allereerst een poging een bijbeltekst uit te leggen en toe te passen voor deze tijd. Lange vond dat hermeneutisch onjuist. Dat zou namelijk de indruk wekken dat er een objectieve uitleg van een tekst mogelijk is. Verstaan kan niet zonder betrokkenheid. Hij vond die visie theologisch ook gevaarlijk. Het Woord van God kan nooit vastgepind worden op hoe het historisch verwoord is. Het Woord van God zit niet in de woorden van de bijbel verpakt, om door een predikant onthuld te worden. Tenslotte kun je er homiletisch bezwaar tegen aantekenen. Een preek is geen populair-theologische verhandeling en de predikant niet een ‘autoritaire beheerder van een gecodificeerde waarheid’. In die aanduiding zijn de jaren ‘60 weer even voelbaar.

In de preek gaat het er om dat er een ‘nieuw woord’ klinkt dat hoorders in contact kan brengen met het spreken van God in deze tijd en deze situatie. Dan wordt een schriftwoord in de oren van de predikant en van de hoorders vervuld, zoals deze korte en spannende preek luidt (Lucas 4:21).

Voor het preekvoorbereidingsproces betekent het bovenstaande dat de predikant zich mag en moet realiseren dat zij het niet is die het Woord tot klinken laat komen. Met Johannes de Doper mag ze weten ‘ik ben het niet’. Het Woord gaat zijn eigen weg. De preek is een steeds weer nieuw woord dat uitnodigt om zelf met het Woord in gesprek te gaan.

 

4.De invloed van deze homiletische visie op de preekvoorbereiding

In het mentoraat aan beginnende predikanten en in andere werkbegeleidingscontacten krijgt de preekvoorbereiding vaak aandacht. We vragen predikanten zo precies mogelijk het proces van  preekvoorbereiding te beschrijven. Nog altijd blijkt het vaak als volgt te gaan. Vrij snel na de tekstkeuze (al dan niet volgens een rooster) en het lezen van de tekst in de gebruikelijke Nederlandse vertaling, wordt er gezocht naar voorhanden materiaal over de tekst. Soms wordt eerst de tekst in de grondtekst gelezen en fragmentarisch of structureel vertaald. Anderen doen dat ‘tussen de bedrijven door’. Maar al in een vroeg stadium wordt er gezocht naar een gedachte die bruikbaar is voor de preek. Dat kan de uitleg van een ander zijn of een eigen inval. Er worden dan gedachten verzameld waaruit een preek kan ontstaan. De concentratie is dan op de vraag ‘hoe kan ik er over preken?’. De bijbeltekst wordt dan al snel tot materiaal dat gelezen wordt met het oog op het produceren van een preek.

De valkuil van dit proces is dat de predikant zich zo verantwoordelijk maakt voor het verstaansproces van de hoorders. Hoe bescheiden de predikant zich ook opstelt, of hoe amateuristisch hij zich ook voelt, toch wordt de predikant – in de woorden van Lange – de ‘autoritaire beheerder van een gecodificeerde waarheid’. De predikant moet immers eerst zelf iets begrijpen van wat de tekst wil zeggen en daar vervolgens woorden voor vinden om dat wat zij gevonden heeft door te geven aan de kerkgangers.

Jaap Firet zegt het in zijn lezing over de predikant als mystagoog zo: ‘In het hermeneutische proces gaat het uiteindelijk hier om (en daarop is de mystagogische activiteit van de predikant gericht), dat aan de gemeente en elk mens met wie wij in aanraking komen de wens van Paulus vervuld wordt: ‘Het Woord van Christus wone rijkelijk in u…’ (Kol. 3:16). De predikant is niet de leverancier van dat woord, hij brengt het woord niet binnen, hij geeft mensen niet zoveel te verstaan in de zin van ‘dat moet u geloven’. Hij gaat met mensen mee, in een pogen tot verstaan te komen, vooral in een zoeken van Jezus die bij mensen intrek wil nemen – want wie Hem ziet die ziet de Vader (Joh. 14:9), de Onzienlijke.’[10]  

Voor de preekvoorbereiding betekent dat dat er gezocht mag worden naar een manier van voorbereiding die een vorm is van ruimte maken voor dat geheim. De bijbel lezen met het oog op het maken en houden van een preek wordt dan allereerst een vorm van zoeken naar Hem die de gestalte is van de Onzienlijke of liever een vorm van gezocht willen worden door de Onzienlijke. Het ervaren van de bijbel lezen als zoeken of gezocht worden, vraagt om een spirituele leespraxis. Men spreekt ook wel van geestelijke lezing.[11]

 

Radicaal starten bij de eigen ervaring in het aandachtig luisteren naar de tekst kan echter direct al verzet oproepen. We zijn toch niet voor niets geschoold als theoloog?! Want hoe voorkomt een predikant dat hij uiteindelijk in de voorbereiding slechts op de eigen beleving koerst en die in de preek communiceert in plaats van de tekst? De predikant is toch ook pleitbezorger van de tekst? Dat is een vraag die moet blijven klinken. De eigen ervaring in het luisteren naar de tekst zal kritisch getoetst moeten worden. In de bespreking van verschillende vormen van geestelijke lezing zal dat duidelijk worden. Het blijft evenwel zeker mogelijk dat de eigen ervaring met de tekst kritisch lezen bemoeilijkt. Ik wil dan te graag dat er staat wat ik gehoord heb. Naar mijn overtuiging geldt dat trouwens voor iedere homiletische methode. Volgens Johannes Cassianus is voor echte kennis van de Schrift ‘onwankelbare nederigheid van het hart’ nodig[12]. En die nederigheid van het hart is een vrucht van een volhardend leven naar de Schrift. Dat is een weg waarop zowel de eigen ervaring met de tekst als het kritisch lezen met mijn verstand gerelativeerd wordt. Is het werkelijk zo als ik ervaar en als ik begrijp?

 

II  ONTVANKELIJK LEZEN

 

5. Vormen van geestelijke lezing

Geestelijke lezing van de bijbel is een vorm van lezen vanuit de vooronderstelling dat in het horen van de tekst God tot spreken wil komen. Terecht is een predikant geschoold in het systematisch kritisch lezen van de bijbel. Dat is een onderdeel van zijn hermeneutische competentie. De bijbel is een ‘kritisch tegenover’. Om – zoals Lange beweerde – pleitbezorger van de tekst te kunnen zijn, moet de tekst zoveel mogelijk recht gedaan worden als weerbarstig ‘tegenover’. Het hoort dan ook tot de kerntaken van de predikant dat in een kerkelijke gemeenschap te doen ervaren. Daarvoor is het nodig om feeling te houden met de grondtekst en in gesprek te blijven met de uitlegtraditie. Maar in de geestelijke lezing is die historisch-kritische aanpak gebed in het belijden dat de bijbel de gestalte is waarin de Onzienlijke zich openbaart. Alle grote godsdiensten kennen daarom een spirituele leespraktijk. Dat geldt ook voor de thoravroomheid, waarvan de wortels in de Babylonische ballingschap liggen.

 

Spiritueel bijbellezen in de thoravroomheid

In de loop van de tijd ontwikkelde zich in de leespraktijk binnen de joodse mystiek een vorm van lezen met te onderscheiden accenten. In 1290 beschreef Mozes de Leon die structuur van de thoralezing. Het geheim van de vier wegen wordt aangeduid met het acroniem pardes. Dat staat voor pesjatremezderasj en sod. Kees Waaijman geeft de prachtige parabel door waarmee Mozes de Leon deze vorm van lezen kleur geeft.[13] De thora is in de parabel een minnares die haar minnaar dag na dag liefhebbend naar zich toeroept. Thoralezing is zo ten diepste een spel van de liefde. Bij dat spel horen verlangen, zoeken, zich verstoppen, zich laten vinden. Bijbellezen wordt daarmee tot een in de ogen van sommigen dwaze manier van leven.

1.     Net als we later bij de ‘lectio divina’ zullen zien, begint de spirituele thoralezing met hardop lezen. Pesjat is de vanzelfsprekende betekenis van de Schrift. Er staat wat er staat. Wel is dat lezen vol van verlangen om God te ontmoeten. In de parabel vergelijkt Mozes de Leon dat met de minnaar die om een kasteel loopt in de hoop een glimp van zijn geliefde op te vangen. Dat beeld laat iets proeven van de intentie en de emotionele lading van het lezen.

2.     Al lezend en herlezend gaat de lezer open om een hint te ontvangen, geraakt te worden door iets dat hem in beweging zet. Remez is een wenk in de tekst, die wijst op de diepere betekenis. Staat er wel wat er staat? In de parabel is het alsof de beminde even een klein deurtje open doet en zich laat zien om de liefde van haar minnaar te wekken. Het geraakt worden vraagt er om verder onderzocht te worden. Het verlangen om de geliefde te ontmoeten wordt groter.

3.     Dan begint de lezer met vragen. Hij gaat op zoek naar de betekenis, onder andere door   Schrift met Schrift te vergelijken. Derasj is de benadering die vraagt naar de wil van God. Het is alsof de beminde één voor één haar sluiers aflegt en zich steeds meer laat zien. Het is een activiteit van de lezer die de tekst aan zich wil laten gebeuren. De geliefde wil niets liever dan zich laten kennen. Schriftonderzoek is geen worsteling om betekenis aan de tekst te ontfutselen, maar een zich laten verleiden geen genoegen te nemen met het verstaan tot nu toe.

4.     Ten slotte kan het gebeuren dat het geheim van dit schriftwoord onthuld wordt. De lezer gaat open voor wat God wil schenken, namelijk de lezer ontmoeten in de Schrift. Sod duidt op het geheim van de mystieke zin. Dit is als de beminde die zich helemaal aan haar minnaar geeft. In het luisteren naar de Schrift valt even alles op zijn plaats.

 

Spiritueel bijbellezen (lectio divina)

Ook in het christendom, met name in de monastieke traditie, is een leespraktijk ontwikkeld die sterk doet denken aan de pardes-methode. Die vorm wordt lectio divina genoemd. De beide vormen van spiritueel lezen lijken qua intentie en beweging op elkaar. Beide vormen van lezen worden gedragen door het verlangen van de liefde om God te ontmoeten in de tekst en door het vertrouwen dat de Onzienlijke zich wil laten ontmoeten. Zowel de lectio divina als de spirituele thoralezing worden gekenmerkt door een heen en weer tussen menselijke activiteit en de niet te organiseren activiteit van de kant van de Eeuwige.

Steeds vaker kom ik in mijn werk predikanten tegen die ervaring hebben met deze vorm van geestelijke lezing van de bijbel. Zelf ervaar ik die leesvorm ook als verrijkend. Collega Wim Reedijk beschreef in zijn proefschrift deze zogenaamde lectio divina vanuit de visie van Cassianus met het oog op de manier waarop we de bijbel kunnen lezen.[14] Lectio divina is een meditatieve en biddende wijze van bijbellezen die al eeuwenlang in de kloosters beoefend wordt. Cassianus beschreef die al rond het jaar 400. Door Guigo II (gestorven tussen 1188 en 1193) werd deze manier van lezen in vier fasen geordend. Lectio divina werd overigens door hem als een model voor heel het geestelijke leven opgevat. In de spirituele lezing gaat het om de omvorming op cognitief, affectief niveau en vooral op het zijnsniveau. Het is als – in een beeld van Hiëronymus – het ‘hijsen van de zeilen voor de Heilige Geest, zonder te weten welke oever onze aanlegplaats zal worden’. De lezing heeft een onverbrekelijke band met de praktijk van het leven. De lectio divina beoogt de omvorming in God.[15] In deze leestraditie worden er al eeuwenlang – net als bij de pardes-methode - vier stadia in het proces van bijbellezen onderscheiden:

1.        Lectio (lezing) Liefst hardop (murmelend, zie Psalm 1:2) wordt de tekst aandachtig en met liefde gelezen. Wie rustig hardop leest, kan concreter zelf hoorder van de tekst worden. De klank van de woorden doen er toe. Hardop lezen vertraagt als vanzelf het leesproces en helpt bij de concentratie. We maken deel uit van een cultuur waarin veel en vaak snel gelezen moet worden. Diagonaal lezen om snel de essentie van een tekst te (be)grijpen. Hardop lezen roept een andere leeservaring wakker. Net als bij de eerste stap in de pardes-methode (pesjat) krijgt zo het verlangen van het hart meer kans.

2.        Meditatio (meditatie of overweging) Terwijl hardop lezen een actieve vorm van concentreren is, gaat het bij meditatie om het leeg maken van ons denken, leeg en open gaan voor wat God ons wil zeggen. Dat gebeurt door op de betekenis en de beeldspraak te letten, of door zich te verplaatsen in wat beschreven wordt. De lezer laat zich raken door iets in de tekst (remez). ‘Meditatie is een proces waarbij je ijverig datgene wat je gelezen of gehoord hebt, in je hart om- en omkeert, er ernstig over nadenkt en zo je gevoel op een bepaalde manier versterkt of je verstand verlicht.’[16] Wellicht verdient het aanbeveling ‘ijverig’ te vervangen door ‘ontvankelijk’. Dat hoeven uiteraard geen ‘positieve’  gedachten te zijn. Ook ergernis en afweer kunnen een uitnodiging vormen om door te luisteren en verder te zoeken. Deze vorm van meditatie laat ook ruimte voor kritische analyse. Exegetisch handwerk als de grondtekst lezen, een concordantie openslaan, lezen van een commentaar of postille vanuit deze stroom van je laten raken, krijgt volop een plaats.[17]

3.        Oratio (gebed) Het gebed is de gerichtheid van het hart op God. Dat wat de lezer raakte wordt tot dorst van de ziel die smeekt van verlangen naar God. In de meditatie gaat het immers niet om zelf rijker aan gedachten te worden (bijvoorbeeld om een preek te kunnen schrijven), maar om plaats te bieden aan het verlangen naar God en de bereidheid te veranderen in de richting van God. Het is een gebed waarin de eigen onmacht om tot werkelijk verstaan te komen ruimte krijgt. De bidder wordt als een bloem die zich naar de zon richt.

4.        Contemplatio (contemplatie) In de contemplatie gaat de lezer stil binnen in de tegenwoordigheid van God. De lezeres laat wat de bijbel haar te zeggen had deel worden van het hele leven. Waaijman[18] wijst op de etymologie van contemplatie:con (samen) en templum (een door een waarzegger-vogelwichelaar met zijn staf afgebakende ruimte waarbinnen hij de vlucht van de vogels observeert). Contemplatie is dus van oorsprong een zich begeven in een waarnemingsruimte om daar aandachtig de bewegingen van het goddelijke te schouwen. Contemplatie in de geestelijke lezing is schouwen van de bewogenheid van God.

De vier fasen van lezing hangen met elkaar samen. ‘Lezing zonder meditatie is steriel. Meditatie zonder lezing leidt tot dwaling. Gebed zonder meditatie is lauw. Meditatie zonder gebed is onvruchtbaar. Gebed met toewijding leidt tot contemplatie.’[19]

Guigo laat onder andere als volgt de samenhang zien tussen de vier stappen[20]. ‘Eerst komt de lezing, als het ware de grondslag die, na de nodige stof geboden te hebben, ons aanzet tot de overweging. De overweging zoekt ijverig naar wat de ziel begeert en al gravende vindt zij de verborgen schat en toont die. Maar uit haar zelf niet bij machte die schat te verwerven, spoort zij ons aan tot gebed. Het gebed richt zich met al zijn krachten op God en smeekt om de zo vurig verlangde schat: de zoetheid van de beschouwing. Bij haar komst beloont zij ruimschoots de inspanning van de drie voorafgaande oefeningen, wanneer zij de dorstige ziel verzadigt met de dauw van hemelse zoetheid. De lezing is een uitwendige oefening. De overweging geschiedt inwendig door het verstand. Het gebed volgt uit het verlangen. De beschouwing gaat alle zinnen te boven.’ 

Lectio divina is niet een snel te leren methodiek die in de preekvoorbereiding kan worden toegepast. Het is een manier van lezen die tegelijk een manier van leven is.

 

Spiritueel bijbellezen volgens Luther

Maarten Luther formuleerde in 1516 drie regels voor de juiste beoefening van theologie en daarmee de juiste wijze van omgang met de bijbel.[21] Hij beschrijft daarmee ook een vorm van lectio divina, maar hij legt duidelijk eigen accenten. Dat betreft met name het beginnen met het gebed en het noemen van de aanvechting.

1.        Oratio De voorwaarde voor alle omgang met de bijbel is het deemoedige gebed tot God dat Hij zijn Geest geeft om de lezer te verlichten, te leiden en inzicht te geven. Bij Guigo moet het gebed door het lezen en overwegen van de bijbel worden gewekt. Bij Luther gaat gebed juist noodzakelijk aan het lezen van de bijbel vooraf.

2.        Meditatio Mediteren gebeurt met het hart en de mond en het verstand. De teksten worden gelezen en herlezen, ze krijgen een plek in alles van het dagelijks leven. Het uiterlijke Woord wordt tot een innerlijk Woord dat de mens tot in de kern van zijn wezen treft en verandert.

3.        Tentatio De tekst wordt tot aanvechting. De meditatie is immers gericht op het ervaren van de ontmoeting met God. Dat laat het leven niet onberoerd. Het Woord botst op de werkelijkheid van de lezer. Van twee kanten kan dat als aanvechting ervaren worden (zo beschrijft ook Lange dat). De werkelijkheid kan leeg lijken aan God, hopeloos in strijd met wat de bijbel ons influistert. Aan de andere kant kunnen mensen zich verzetten tegen het liefdevolle gezag van het Woord.   

Luther, die de monastieke leestraditie van binnen uit kende, maakt van de vierslag een drieslag en noemt uitdrukkelijk de aanvechting. Ook in de spirituele thoralezing en de lectio divina heeft aanvechting een plaats. Het gaat immers om de omvormende kracht van de lezing. Maar het waardevolle van de indeling van Luther is dat de aanvechting expliciet verwoord en uitgewerkt wordt. Het besef daarvan helpt voorkomen dat de bijbellezing te onschuldig gemaakt wordt. 

In een boekje uit 1535 beschrijft Luther vier manieren waarop de bijbel gelezen kan worden.[22]

1.        Instructie. De bijbel kan zo gelezen worden dat de lezer zich te binnen brengt dat hij God in alle dingen moet vertrouwen en niet afhankelijk moet zijn van iets anders (bijvoorbeeld sociale status of rijkdom). Zo krijgt de Bijbel autoriteit voor het hele leven.

2.        Dankzegging. Bijbellezen is ook mediteren over alles wat God voor de lezer gedaan heeft, met name in de verlossing. Al lezend mag men zich herinneren wat God beloofd heeft. Hij wil trooster, beschermer, gids en kracht zijn in moeilijkheden. De bijbel geeft de lezer een nieuwe blik op de werkelijkheid.

3.        Belijdenis. Juist als men al lezend nagedacht heeft over wat God gedaan heeft, is het nodig te erkennen en te belijden waarin men tekortgeschoten is en wat de eigen zwakheden zijn. De bijbel wordt zo een heilzaam confronterende spiegel.

4.        Gebed. Lezen wordt zo tot een vorm van bidden waarin die drie elementen terugkeren. De lezer vraagt God zijn geloof en vertrouwen te vernieuwen en zijn voornemen om te geloven en te gehoorzamen te versterken.

Deze vier manieren van bijbel lezen kunnen ook verstaan worden als vier vormen van concentratie bij het mediteren.

 

6.      Meditatie als vorm van omgang met de bijbeltekst

In alle besproken vormen van geestelijke lezing heeft meditatie een plaats. Bij de spirituele thoralezing lijkt de door de remez opgeroepen derasj een vorm van mediteren.

Voor predikanten die geschoold zijn in het cognitief-kritisch lezen van bijbelteksten kan het van belang zijn extra aandacht te geven aan meditatie als wezenlijke vorm van bijbellezen, ook met het oog op de voorbereiding van de preek. In begeleidingen merk ik dat radicaal beginnen met mediteren het preekvoorbereidingsproces nieuwe vitaliteit kan geven.   

De term ‘meditatie’ komt via de Latijnse vertaling meditatio van het Griekse meletè, dat in de Septuaginta de vertaling is van het Hebreeuwse hgh[23]. Hgh is het steeds weer halfluid, murmelend lezen van het Woord van God (Jozua 1:8 en Psalm 1:2). Het slaat trouwens ook op het grommen van een leeuw die een prooi te pakken heeft (Jesaja 31:4). In het Nieuwe Testament is Maria te zien als een rolmodel voor mediteren. Zij overweegt in haar hart (Lucas 2:19). Net als Maria kan ik woorden ‘in-harten’. Dat is ten diepste mediteren.

Waaijman verwijst voor zijn uitleg van mediteren onder anderen naar Guigo II[24]. Guigo gebruikte voor de meditatie allerlei beelden om iets van de betekenis ervan te laten proeven. Hij heeft het over het opdelven van een schat, het breken van een kruik, het pletten van metaal op een aambeeld. Deze beelden maken iets voelbaar van het weerbarstige van het proces van mediteren. Ze laten ook zien dat bij mediteren naast het hart het verstand voluit meedoet. Betekenis geeft zich niet altijd direct gewonnen. Toegankelijker is zijn beeld van herkauwen (ruminatio). Wie herkauwend mediteert laat telkens weer een woord, een vers of een gedeelte door zich heen gaan. Daarom is de verborgen waarheid die zich zo wil prijs geven als het sap uit de druiven, de opgegraven schat, de geurige olie uit de albasten kruik of het water uit de put.

 

III  EEN NIEUWE PRAKTIJK VAN PREEKVOORBEREIDING?

 

7.      Meditatie in de preekvoorbereiding

Hoe kan deze vorm van meditatie in het kader van preekvoorbereiding er uit zien? Het is te simpel om meditatie in deze betekenis te zien als een mogelijke methodiek voor de preekvoorbereiding. De lectio divina is niet een methode van bijbellezen, eerder een aanduiding van een houding. Reedijk toont aan dat bij Cassianus de levenspraktijk vooraf gaat aan het schouwend kennen van Hem die zich in het lezen van de bijbel wil laten kennen.     

‘Wie zich met de Schrift inlaat, blijft niet buiten schot.’[25] Wie er in het leven een puinhoop van maakt, kan de betekenis van de bijbel niet ontvangen. Cassianus zegt dat plastisch. ‘Niemand giet toch in een stinkende en kapotte kruik voortreffelijke zalf of zeer goede honing, of ook maar een scheutje dure drank? Een afschuwelijk stinkende kruik bederft nu eenmaal gemakkelijker de heerlijkst geurende mirre dan dat het uit zichzelf iets opneemt van die lekkere zoetheid of iets aangenaams.’[26]

Meditatie zal in deze traditie voortkomen uit een leven dat verlangen is naar God.

 

In de preekvoorbereiding is de meditatie die fase waarin de bijbeltekst gelezen wordt vanuit het verlangen zelf aangeraakt te worden. Het is het lezen als een leerling bij wie de Eeuwige de oren wekt en opent (Jesaja 50:4v). 

Dat verlangen en dat als leerling gewekt willen worden krijgt vorm in mediteren, in herkauwen en ‘in-harten’ van woorden uit de bijbel. In de praktijk van de preekvoorbereiding kan dat ‘in-harten’  of ‘herkauwen’ gebeuren door iedere dag opnieuw te beginnen met het enige malen hardop lezen van de tekst voor de komende zondag en door de woorden of een woord gedurende de dag steeds weer boven te laten komen. Niet om de tekst te betrappen op een gedachte voor de preek, maar om innerlijk te luisteren naar wat dat woord jou doet. Het is de omvorming van zoeken naar gezocht worden. Dat hardop lezen wordt gedaan vanuit het verlangen iets van de kant van God te vernemen. Het lezen is tegelijk actief luisteren. Wat doen de woorden met me? Ook een als negatief ervaren emotie vraagt dan aandacht. Wat irriteert me en waarom? Wat maakt dat ik me kwaad maak als ik dat hoor?

Vaak blijkt vervolgens dat dat bijbelwoord zo maar opduikt. Dat kan bij het lezen van de krant, tijdens de afwas of het doen van boodschappen. Dat bijbelwoord blijkt zich ook aan te dienen in het werk, bijvoorbeeld tijdens een pastoraal gesprek. Het verhaal van de pastorant en dat wat de tekst in de predikant losmaakte beginnen te resoneren. In een vergadering dringt de tekst zich aan de predikant op en gaat in gesprek met de zaak die aan de orde is. Zo ontstaan wederzijdse bevruchtingen. De andere werkzaamheden worden verdiept en de tekst krijgt extra kleur.

Zo ontstaan er gedachten bij de predikant zelf die zij verder wil onderzoeken om te kunnen delen met de gemeente. De grondtekst wordt gelezen en de concordantie open geslagen om dichter bij het geheim van het geraakt zijn te komen. Wat staat er precies? Komt dat op meer plaatsen in de bijbel voor? De leerling wordt als vanzelf leraar. De genieter van het berglandschap wordt gids. De gedachten kunnen uitgeschreven worden en het schrijven zelf doet ook wat aan de ontdekkingstocht. Eigen gedachten kunnen getoetst worden aan wat anderen gehoord hebben in de tekst. De commentaren zijn dan geen vindplaatsen van preekinvallen, maar reisgenoten aan wier ervaringen de eigen ervaringen met de tekst aangescherpt kunnen worden.

Dan pas komt de uitdrukkelijke toewending naar de komende zondag. Wat is er aan mij gebeurd in het luisteren naar de tekst? Hoe kan ik de hoorders helpen in het zelf contact krijgen met deze woorden? Wat kan ik zeggen om die ruimte voor ontmoeting te creëren?

De drive voor het schrijven van de preek ligt in het zelf geraakt zijn door de tekst.

 

Douma[27] geeft een leidraad voor persoonlijke meditatie als onderdeel van de preekvoorbereiding. Hij veronderstelt daarbij een tijdstip en een plaats die voldoende rust en stilte waarborgen. Wat de tijd betreft kiezen veel predikanten voor een vroeg morgenuur. Voor die meditatietijd kan het verstandig zijn de telefoon uit te schakelen. Als er kleine kinderen in huis zijn en men een gezinstaak heeft, blijkt het begin van de middag vaak meer rust te bieden. Als plaats ligt de werkkamer voor de hand. Steeds meer predikanten richten een plek in – bijvoorbeeld met een gebedskruk – die een andere sfeer oproept dan zittend achter het bureau. Voor sommigen blijkt de ruimte van de kerk geschikt te zijn.

Vrij vertaald biedt Douma de volgende leidraad voor een meditatie in zes fasen aan.

a)        Neem een ontspannen en ontvankelijke lichaamshouding aan. Word stil en concentreer je. Geef aandacht aan je ademhaling. Laat onrust los. Ga open voor de tegenwoordigheid van de Eeuwige. ‘Hij is er, Hij is hier, Hij is bij mij, Hij woont in mij.’  Maak zo ruimte voor het luisteren naar Gods Woord. Word een wachter op de morgen.

b)       Bid de Geest van het Woord. Zonder of met woorden. Eigen woorden of woorden die aangereikt worden, bijvoorbeeld een morgen- of middaggebed uit het Dienstboek,[28] of door bijvoorbeeld een Taizé-lied te zingen.

c)        Lees de tekst(en) voor de komende zondag hardop en laat de klank van de tekst tot je doordringen. Probeer de woorden nieuw te horen, zoals je je door een vertrouwd muziekstuk of een kunstvoorwerp kunt laten verrassen. Lees de tekst verschillende malen en maak je de woorden eigen, zodat ze gaan resoneren in je hart. Bewaar en koester ze, of ga er mee in gevecht totdat je je er door kunt laten zegenen.

d)       Geef ruimte aan je verbeeldingsvermogen. Word deel van het verhaal. Word tot aangesprokene. Hoor, kijk, proef, voel en ruik. Sta aandachtig stil bij die ervaringen. Verwonder je. Voel het verdriet of de angst. Laat je blij maken.

e)        Stel jezelf vragen. Wat doet de tekst met mij? Word ik meegenomen of voel ik weerstand en verzet? Waar appelleren de woorden aan: verdriet, machteloosheid, verlangen? Wat snap ik niet en wil ik beter begrijpen? Vragen de woorden van de tekst om verandering in mijn eigen leven? Hoe zou die er uit kunnen zien? Waarin helpen ze me onderscheiden in wat met God te maken heeft in mijn leven?

f)        Stap opnieuw de innerlijke gebedsruimte in. Bid de Geest van het Woord om vernieuwing van je eigen leven. Maak dat in de richting van de Onzienlijke concreet. Ga open voor waar je wellicht vanuit jezelf gesloten voor blijft. Laat voorbeden bovenkomen. Doe dat luisterend. Rust in zijn aanwezigheid. Hef de lof aan op God Drie-enig.

 

Het kan van betekenis zijn een bestaande leidraad als deze te proeven en uit te proberen. Vanuit de ervaring er mee kan een vorm gevonden worden die bij je past. Deze vorm is overigens niet het hele proces van mediteren. Het is deze vorm die een houding van mediteren kan oproepen die de hele dag kleurt.

Durf vervolgens een tijd preken te maken vanuit deze stroom.   

 

8. Wisselwerking tussen de meditatie, de eigen geloofsontwikkeling, de actualiteit en het andere werk

Intensief omgaan met teksten uit de bijbel blijkt voor veel predikanten van invloed te zijn op hun geloven. Natuurlijk wordt er ook uit de bijbel gelezen, los van de preekvoorbereiding. Maar preekvoorbereiding nodigt extra uit langer te leven met een bepaalde tekst. Een vorm van meditatie, zoals die hierboven beschreven is, kan een tegenkracht vormen tegen het risico alleen beroepsmatig met geloven bezig te zijn. Veel spreken over God, bidden en bijbel lezen met het oog op anderen kan de eigen geloofsontwikkeling belemmeren. In de meditatie wordt de bijbel gelezen vanuit een ontvangende houding. Dat betekent overigens wel dat een predikant zich moet oefenen in het loslaten van gedachten over wat er over gezegd kan worden in de rol van predikant. De werkingskracht van het bijbelgedeelte betreft dan niet alleen de komende kerkdienst, maar allereerst het eigen leven en vervolgens ook andere onderdelen van het werk. In pastorale ontmoetingen kan het zeggingskracht krijgen. In groepsactiviteiten kan het een wegwijzende rol spelen.  

 

Zo kan het preekvoorbereidingsproces een voedingsbron zijn, maar ook kan juist in dat proces de confrontatie met innerlijke leegte extra scherp ervaren worden. De tekst kan gesloten blijken. Vreemde woorden die niets in beweging lijken te brengen. Ik ga er vanuit dat de erkenning van die leegte uiteindelijk vruchtbaar zal zijn voor de eigen ontwikkeling als predikant. Vaak is het wezenlijk voor die ontwikkeling die ervaring van leegte met een ander te delen. Door het onder woorden brengen van die aanvechting wordt in de regel de dreiging die er van uitgaat minder. En een betrouwbare gesprekspartner kan helpen een weg te vinden. Teruggaan naar het ontvankelijk lezen van de bijbel is een beproefde weg. Cassianus beveelt aan het niet op te geven en vanuit een steeds vernieuwde concentratie op God de bijbel te lezen.[29]

Luther geeft een voor mij in dit verband troostend beeld. Hij noemt mediteren pulsare cum Mose hanc petram.[30] Om de geciteerde teksten (Exodus 17:6 en Numeri 20:11) recht te doen, had Luther het woord percutere moeten gebruiken, maar hij kiest voorpulsare. Volgens Douma is er zo een verband met Mattheüs 7:7, waar Jezus bidden aanduidt als kloppen. Luther reikt met zijn beeld van mediteren als ‘met Mozes kloppen op de rots’ (totdat er open gedaan wordt) de aangevochten lezer een nieuwe mogelijkheid aan. We kunnen volhardend geduldig kloppen en soms ongeduldig bonzen totdat de tekst zich onvermoed opent.

 

Een woord dat door herkauwen of volhardend kloppen steeds verder ‘in-hart’ gaat niet alleen in gesprek met het eigen leven, ook de actualiteit kan er door in een ander licht komen staan. Ook hiervoor geldt dat het niet de bedoeling is dat de predikant hard werkt om een verbinding te maken tussen de tekst en de actualiteit. Gods weg tekent zich af in datgene wat er in de wereld gebeurt. Of de werkelijkheid wordt tot een aanklacht die om gehoord worden vraagt. De predikant als mystagoog is er niet voor verantwoordelijk dat begrepen wordt wat de tekst te zeggen heeft over wat er in de wereld aan de hand is. Wel kan de predikant er voor opengaan hoe er een ruimte kan ontstaan waarin de hoorder dat geding kan voeren. 

 

Woorden die via een proces van ‘in-harten’ worden meegedragen in de betreffende week, blijken ook tot spreken te komen in ontmoetingen. In pastorale contacten licht zo’n woord vaak als vanzelf op en krijgt het een wegwijzende kracht. Het kan resoneren in vergaderingen en gespreksgroepen. De ervaringen daarmee kunnen vervolgens de preekvoorbereiding kleuren. Het zijn woorden met een werkingsgeschiedenis geworden. Juist ook leesblokkades kunnen in concrete ontmoetingen een andere dimensie krijgen. Machteloosheid die bij het lezen werd opgeroepen, kan herkend worden in de levens van andere mensen en zo appelleren aan het willen zoeken naar een uitweg. Irritatie bij een ander kan de predikant sneller brengen bij de dragende levenservaringen voor die irritatie. ‘Oh ja, daar komt die irritatie vandaan.’ Dat helpt vervolgens de bijbelwoorden anders te verstaan. 

De ervaring met die wisselwerking geeft ook vrijheid om ruimte te nemen voor het preekvoorbereidingsproces. Dat wil zeggen: de meditatie wordt dan een dragende kracht voor het werk, onder andere voor de voorbereiding van de eredienst. Het kan geen kwaad de meditatie een royale plaats in de agendaplanning te geven en de kerkenraad medeplichtig te maken. De kerkenraad mag weten dat omgaan met de Schrift als onderdeel van de preekvoorbereiding en als dragende kracht voor heel het werk ruim tijd vraagt.

 

Ander werk kan trouwens ook verdiept worden vanuit het perspectief van de lectio divina. Deze vorm van lezen biedt immers een hermeneutische aanpak die heen en weer doet gaan tussen actief luisteren – zich laten verrassen – onderzoeken – openbaar worden van een geheim. Actief luisteren is in het pastoraat te zien als een vorm van empatisch luisteren. De pastor luistert vanuit liefde en verlangen dat de ander tot zijn of haar bestemming komt. Maar ook luistert de pastor naar zichzelf. Wat wordt in mij al luisterend aangeraakt? En wat is dat precies? Heb ik dat eerder gehoord? Hoe kunnen er lijnen lopen tussen het verhaal van God met ons en dit levensverhaal? En tenslotte kan aan de pastorant en pastor in dit proces iets openbaar worden van Gods koningschap. Vanuit de hermeneutische weg van de lectio divina kan een pastorale ontmoeting vorm krijgen en een groepsgesprek. Zo vormt een langere weg van praktiseren van de lectio divina een houding van betrokken geconcentreerde ontvankelijkheid die heel het werk kleurt.

 

9. Omgaan met blokkades in het preekvoorbereidingsproces die in de meditatie worden opgeroepen

Ook als de meditatie alleen met innerlijke leegte confronteert, zal er de komende zondag gepreekt moeten worden. Dan kan de techniek van creatief schrijven helpen.[31] Voor een preekvoorbereidingsproces kan die techniek als volgt vertaald worden. Stel dat er na de persoonlijke lezing en de exegese alleen rationele gedachten blijken te zijn over de mogelijke betekenissen van de tekst. Innerlijk is er bij de predikant dan niets in beweging gekomen. In dat geval kan er begonnen worden met de techniek van creatief schrijven. Zonder te streven naar een preek op papier, worden de eigen gedachten die het voorbereidingsproces heeft opgeroepen uitgeschreven. ‘Ik kan wel vertellen wat deze tekst betekent, maar die betekenis zegt me niets. Het voelt als een woordenbrij zonder betekenis voor mij. Met de God die hier naar voren komt wil ik niets te maken hebben. Met deze vorm van geloven wil ik me niet verbonden voelen. Laat ik maar proberen in mijn woorden na te vertellen wat ik er in gehoord heb. Enz.’ De ervaring leert dat zo’n vorm van schrijven zonder innerlijke censuur vaak iets op gang brengt waar een preek uit geboren kan worden.  

Peter Elbow noemt dat een vorm van ‘freewriting’[32]. Dat is voor hem een hulpmiddel om creatief schrijven te leren. ‘Freewriting’ als techniek doe je door je zelf te dwingen tien minuten zonder te stoppen te schrijven. Je hebt geen tijd voor kritisch nadenken. Alles wat in je naar boven komt schrijf je op. Als je denkt ‘ik heb niets te zeggen’ of ‘wat een onzin’, schrijf dat dan op. Als je midden in een zin of gedachte stokt, herhaal je dat laatste woord of deel van een zin tot het weer door gaat. Het gaat er alleen om dat je blijft schrijven.

Deze oefening blijkt voor velen een goede ‘warming up’ te zijn, ook als opstap naar het schrijven van een preek. Het helpt je beginnen met wat schrijven vooral is: woorden vanuit je hoofd op papier krijgen. Vrij schrijven kan ook een hulpmiddel zijn bij het verkennen van een thema waarover je aan het nadenken bent. Ook vermindert deze oefening weerstand in je taal.

Vanuit die techniek kan de preek geschreven worden[33]. Deel de beschikbare tijd voor het schrijven van de preek in tweeën (bijvoorbeeld tweemaal 90 minuten). De eerste helft is voor snel schrijven zonder je te bekommeren om opbouw, taal, logica of precisie. De tweede helft is voor de kritische revisie.

Begin met zorgvuldig na te denken over de hoorders en over wat in je boven gekomen is in het luisteren naar de bijbeltekst. Begin dan aan die eerste helft. Denk niet aan begin, midden of einde. Schrijf op in zinnen wat bij je boven komt. Als je het juiste woord niet kunt vinden, laat dat open. Stop na die vastgestelde tijd, ook al heb je nog veel meer gedachten. Volgende week of de week daarna zal er weer gepreekt moeten worden. Begin nu met de kritische revisie door de censor in je aan bod te laten. Doe dat door weer te denken aan de hoorders, aan wat zich in de alledaagse werkelijkheid afspeelt en aan wat je met name wilt delen vanuit je eigen horen van de tekst. Lees het ongecensureerde materiaal dat voor je ligt (meestal een uitdraai uit de p.c.). Zoek de goede stukken er uit, bekijk wat het hoofdpunt is van je betoog en zet de delen in de goede volgorde. Voeg ontbrekende stukken toe en schrijf verbindende zinnen en corrigeer. Maak van dat geheel een betere versie en schrap wat overbodig is. Maak een goed begin en einde. Lees het hardop voor. Let tenslotte op taalfouten en woordkeuze.   

 

10.  De spanning tussen de tekst als materiaal ten behoeve van het product preek en de tekst als ruimte voor een ontmoeting met de A(a)nder.

In de praktijk van het dagelijks leven staat het preekvoorbereidingsproces voortdurend onder tijdsdruk. Een preek kan niet worden voorbereid in een stormvrije haven. Vaak wordt het voornemen om vroeg in de week in alle rust te beginnen verstoord door zoveel dat ook gedaan moet worden. Vermoeidheid na een intensieve kerkdienst op de afgelopen zondag kan de neiging versterken om het beginnen aan de volgende preek uit te stellen. Als dan de tijdsdruk toeneemt, kan het haast niet anders of de bijbeltekst wordt gelezen vanuit de urgentie gedachten te krijgen van waaruit een preek gemaakt kan worden. Dat maakt de bijbeltekst tot materiaal waaruit het product preek vorm moet krijgen. Soms wordt de tekst een tegenstander die bevochten moet worden. Of de gemeente wordt in de beleving van de predikant allereerst kritisch publiek dat tevreden gesteld wil worden. Op die manier wordt de preekvoorbereiding een zware belasting. Predikanten vallen dan soms terug op een oude preek (al dan niet bewerkt) of op die van een ander. Noodgrepen zijn in de hitte van de strijd soms onvermijdelijk, maar ze helpen niet echt op langere termijn. Als een predikant ontdekt dat hij vaak op die manier wegloopt voor het maken van een nieuwe preek, kan het goed zijn aan de bel te trekken.

Juist daarom is het goed er voor te kiezen de tekst voor de komende zondag eerst en vooral te lezen als een mogelijkheid zelf iets te ontvangen van de kant van de Eeuwige. Dat vraagt zeker de moed en de discipline daarvoor tijd in te plannen en vrij te houden. Als het plezier in deze vorm van werken toeneemt, wordt het minder lastig tijd er voor te nemen.

Het kan zijn dat er nog geen ervaring is met het systematisch ruimte nemen voor deze vorm van meditatie. Vaak blijkt het moeilijk te zijn een bestaande manier van werkplanning te veranderen. Er zijn predikanten die er pas toe kwamen nadat ze vastgelopen waren in hun werk. Voor wie een bestaand patroon wil veranderen kan het verstandig zijn een bondgenoot te zoeken. Iemand met wie het verlangen gedeeld wordt naar een nieuwe vorm van preekvoorbereiding en aan wie toevertrouwd wordt dat hij of zij vragen stelt of het gelukt is tijd vrij te nemen voor het verwijlen bij de woorden van de bijbel. Wat maakte dat het lukte of juist niet lukte? Welke andere veranderingen zijn er nodig om het echt een plaats te geven?

 

IV  TEN SLOTTE

 

Nu ik dit artikel schrijf is het medio januari 2004. Binnenkort ga ik weer voor. Op het rooster staan 2 Samuël:18:1-19:8 en Johannes 1:44-52. De lezing uit 2 Samuël 18 is een vertrouwd verhaal waarin David onder andere rouwt om zijn zoon Absalom. Het is ook een lang gedeelte. Toch heb ik het nu enkele malen hardop gelezen in een stil half uur aan het begin van de dag. Het verhaal ontroert me en verwart me. De ontroering heeft te maken met zoveel menselijke details. De verwarring met het door elkaar lopen van licht en donker. Joab vermoordt Absalom die met zijn hoofd in de boom hangt. Maar met die moord redt hij ook veel levens van Israelieten. Want nu kan hij de aftocht blazen. Dat is vaker zijn strategie. David heeft verdriet om zijn zoon en zo laat deze koning zich kennen als mens. Maar hij laat dit alles gebeuren en moet in zijn verantwoordelijkheid als koning voor zijn volk gedwongen worden door Joab. Ik weet dat David later aan Salomo opdraagt Joab te laten vermoorden. En dat gebeurt. Ahimaäz wil zo graag zijn koning het goede nieuws brengen, maar uiteindelijk liegt hij tegen hem over Absalom ‘ik weet niet wat het was’.

Nergens brengt de verteller dit gebeuren in verband met God. Alleen de boodschappers benoemen de overwinning op Israel als recht verschaffen door de Eeuwige. En Joab zweert bij de Eeuwige. Maar dat is steeds overduidelijk interpretatie. Waar is God in dit gebeuren? Wat onthult wel iets en wat niets van Gods weg met zijn volk en deze wereld? Er vallen wel 20.000 doden wordt er verteld en de meesten daarvan worden niet door het zwaard, maar door het bos verslonden. Dat verhaal lees ik in de tijd van de verschrikkelijke aardbeving in Iran. Er zijn al meer dan 30.000 doden te betreuren. Na een week wordt toch nog tegen alle verwachting een vrouw uit het puin gered. Ze is 97 jaar. Voor de camera zegt ze dat het Gods wil is dat ze nog leeft. Wat is Gods wil? Deze week wordt een leerkracht doodgeschoten en medeleerlingen betuigen hun steun aan de dader. En ik hoor David zeggen ‘behandel de jongeling, Absalom, met zachtheid.’ Het nieuws roept het bijbelverhaal op en andersom. Wat is goed en wat deugt niet?  In het heen en weer tussen meditatieve lezing van de bijbeltekst, aandacht geven aan wat er in de wereld gebeurt en ontmoetingen in mijn werk houdt die vraag me wakker. Waar herken ik iets van sporen van God? Er zijn bepaalde woorden uit de tekst die me in het bijzonder aan het denken zetten. Die wil ik met name in de grondtekst lezen. Langzamerhand begin ik iets te vermoeden dat de grondtoon is dat de Eeuwige het huis van David bouwt. Gods koningschap ligt niet in het verlengde van wat ik doe of laat. Wel heeft het er een plaats in. Niet voor niets worden al die details doorverteld.

Wat ik nu doe ervaar ik als een - net als Mozes - kloppen op de rots, tot het water begint te stromen.

 

Een preekvoorbereidingsproces kan zo vorm krijgen. Op maandag en dinsdag lees ik hardop de tekst voor de komende zondag. Dat hardop lezen doe ik in het verlangen iets te horen van de kant van de Onuitsprekelijke. Ik probeer in de stilte daarna open te gaan. De tekst krijgt de kans wat met mij te doen. Ook de rest van de dag en de verdere dagen van de week. Op woensdag lees ik de grondtekst, werk wat met de concordantie en kijk wat na in een commentaar. Op deze plaats in het proces kan de Postille een plaats krijgen. Het blijkt van belang te zijn niet toe te geven aan de verleiding om eerder naar gedachten voor een preek te zoeken. Ik werk dan meestal ook aan de liturgie. Als vanzelf ontstaat er ook een wisselwerking tussen wat er liturgisch wordt aangereikt (bijvoorbeeld de psalm van de zondag of het eigene van de zondag) en mijn luisteren naar de tekst. Op vrijdag of op zaterdag werk ik de preek uit. Op woensdag en donderdag heb ik daarvoor al brokstukken op de p.c. gezet.

 

* Dit artikel is verschenen in de Postille 2004-2005, uitgave Boekencentrum, ISBN 90 239 1641 7

 

Gideon van Dam is predikant in algemene dienst van de Protestantse kerk voor de werkbegeleiding van predikanten.

Hij is o.a. auteur van het boek Dichter bij het Onuitsprekelijke, over geestelijke begeleiding voor en door pastores, ISBN 90 259 5367 0, uitgave Kok.

 




[1] Vanuit de Protestantse Kerk in Nederland worden volgens synodale verplichting beginnende predikanten uitgenodigd om, samen met een daarvoor getrainde en aangestelde collega (een mentor), kritisch na te denken over het eigen functioneren als predikant. De predikanten voor de werkbegeleiding zijn naast coördinator voor beginner en mentor ook werkbegeleider voor predikanten die daarom vragen, werkbegeleiding op verzoek.

[2] J. Firet, Het homiletisch proces. Zie: J. Firet, Spreken als een leerling, Kampen 1987, pag. 94

[3] Zie o.a. Jaap H. van der Laan, Ernst Lange en de prediking,  Kampen 1989, pag. 118ev

[4] Van der Laan, A.w., pag. 103v. Lange spreekt van de relevantie van de christelijke traditie, de bijbelse overlevering voor de concrete situatie.

[5] J. Douma, Veni Creator Spiritus. De meditatie en het preekproces, Kampen 2000, pag. 67 en 70ev

[6] Douma, A.w., pag. 203

[7] Ik bedoel de veel geciteerde uitspraak van Rahner: ‘De vrome van morgen zal een ‘mysticus’ zijn, iemand die iets ‘ervaren’ heeft, of hij zal er niet meer zijn, omdat de spiritualiteit van morgen niet meer…meegedragen wordt door eenstemmige, vanzelfsprekende overtuiging en religieuze praktijk van allen…’ . Zie o.a., Firet, A.w., pag. 72

[8] Zie Predikant en Samenleving, juli/augustus 2003, pag.3ev

[9] Zie Van der Laan, A.w., pag. 118ev

[10] J. Firet, De bediening van het geheimenis. Over het beroep van predikant op de grens van het derde millennium; in: Firet, A.w., pag. 76

[11] Zie bijvoorbeeld Waaijman, A.w., pag. 687ev

[12] Zie bijvoorbeeld Reedijk, Zuiver Lezen. De LECTIO DIVINA van Johannes Cassianus en de bijbelse hermeneutiek, Delft 2003, pag. 69en en 84ev

[13] Waaijman, A.w., pag. 689v

[14] Zie noot 11

[15] Zie o.a. Waaijman, A.w., pag. 704 en Douma, A.w., pag. 235

[16] Alister McGrath, Christelijke spiritualiteit, Kampen 2002, pag. 116. McGrath citeert Gerard Zerbolt van Zutphen (1367-1400), één van de belangrijkste vroege leiders van de Moderen Devotie.

[17] Zie bijvoorbeeld Waaijman, A.w., pag. 700 en 740

[18] Waaijman, A.w., pag. 341ev

[19] Zo citeert McGrath (A.w., pag. 115) Guigo II.

[20] Waaijman, A.w., pag. 692

[21] Zie Douma, A.w., pag. 116ev

[22] Zie o.a. McGrath, A.w., pag 118. Kick Bras bespreekt die in het Ouderlingenblad (nr. 931, oktober 2003, pag.24-27) in het artikel Leren mediteren. Hij benoemt de vier manieren met vier b-woorden: bedenken, bedanken, belijden en bidden.

[23] Zie Douma, A.w., pag. 101v

[24] Waaijman, A.w., pag. 700v. Guigo II was tussen ongeveer 1173/74 en 1180 prior van de Grande Chartreuse. Hij beschreef voor zover wij weten als eerste de klassieke indeling van het geestelijk leven in vier etappes: lectio, meditatio, oratio en contemplatio. 

[25] Reedijk, A.w., pag. 102

[26] Reedijk, A.w., pag. 82

[27] Douma, A.w., pag. 242ev

[28] Dienstboek. Een proeve, Zoetermeer 1998, pag. 978ev

[29] Zie Reedijk, A.w., pag 69ev

[30] Douma (A.w., pag.116) bespreekt dit verrassende beeld van Luther.

[31] Zie Peter Elbow, Writing with Power. Techniques for Mastering the Writing Process, New York/Oxford 1981, pag. 47ev

[32] Elbow, A.w., pag. 13ev

[33] Elbow, A.w., pag. 26ev