Wie dorst heeft, verlangt naar water. Naar stromend water dat verfrist. Droogte is onleefbaar. Dorst is dodelijk.
- -
Wie honger heeft, verlangt naar brood. Naar manna om ervan te eten en niet te sterven. Brood om eeuwig van te leven.
- -
Wie zich leeg voelt, verlangt naar vervulling. Naar zin in het leven. Want zonder zin is zijn zon eindeloze doodse stilte. De leegte kerft diepe groeven in mijn ziel.
- -
Wie koud is, verlangt naar warmte. Naar brandend vuur dat diep naar binnen komt. Naar een stralende zon op een zomerse dag. Als de winter voorbij is.
- -
Wie in eenzaamheid verkommert, verlangt naar gemeenschap. Naar mensen om zich heen. Mensen die werkelijk aanwezig zijn. Sprekend. Vaker zwijgend. Zo breekt de eenzaamheid open naar een ander toe.
- -
Mijn ziel verlangt naar God. Want ik ben dorstig en hongerig. Ik voel me leeg, tot op de bodem uitgeput. De koude heeft mijn hart bevroren. En de eenzaamheid hangt als een gordijn over mijn leven.
- -
Alleen God kan mijn dorst lessen. Alleen God kan mij honger stillen. Alleen God vervult mijn leegte, verwarmt me in mij koude, vergezelt me in mijn eenzaamheid.
- -
Mijn ziel verlangt naar God. Mijn hart is onrustig totdat het rust vindt in Hem.