Schuilen bij God

Wie bang is, zoekt een plek om weg te kruipen. Een plek waar veiligheid en geborgenheid te vinden zijn. Wie huilend leeft, zoekt ruimte om te schuilen. Wie leeft met een hart vol onrust, opgejaagd almaar opgejaagd, nergens thuis, overal ontheemd, wie leeft als vreemdeling onder de mensen, verlangt naar een plek waar rust is en vrede wordt gevonden.

- -

Bij God is een plek waar je veilig bent en geborgen. Waar rust is en vrede. Een plek om te schuilen. In de schaduw van zijn vleugels is ruimte voor de achtervolgde, de opgejaagde, de onrustige, de dakloze, de ontheemde, de vreemdeling.

- -

God Zelf is een Schuilplek. Hij is een Rots: vaste grond onder mijn voeten. Middenin een zee van aanrollende golven die me overspoelen willen, sta ik op Hem. En niets of niemand kan dan nog bij me komen. Ik schuil op mijn Rots.

- -

God Zelf is een schuilplek. Hij is een Burcht: groot en sterk staan Zijn muren om mij heen. Ontoegankelijk voor mijn vijanden. En voor mij een grote ruimte om thuis te zijn. Ik schuil in mijn Burcht.

- -

God Zelf is een Schuilplek. Hij is een Schild: tegen de pijlen van mijn vijand beschermt Hij mij. Tegen Hem ketsen de stenen af die mijn leven bedoelen te doden. Ik schuil achter mijn Schild.

- -

 

In de schaduw van Gods vleugels is mijn schuilplek. Een plek om weg te kruipen. Dicht tegen God aan. Intiem. Vertrouwd. Mijn angst smelt weg. Van vreemdeling word ik kind. De onrust breekt stuk. En de vlucht heeft een eind.

- -

Ik huil bij God. Ik schuil bij God. Hij slaat zijn vleugels om mij heen.

 

God

wees als ik huil
een schuilplek voor mij
om naar toe te vluchten

God

bij U schuil ik
onder Uw vleugels
intieme veiligheid

Amen