Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken
en verbrijzeld hart
zult u, God,
niet verachten.
‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt
zichtbaar in zwakheid.’ Dus laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid,
zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht
schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging
en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk.
Een tijd geleden zat ik in de auto te luisteren naar een
radioprogramma. Daarin werd dr. Erik Sengers
geïnterviewd. Hij is als godsdienstsocioloog verbonden aan de Theologische
Universiteit van de PKN in Kampen. Het ging over de nieuwe interesse in religie
en spiritualiteit en over de rol van de kerken. Als godsdienstsocioloog is Sengers geïnteresseerd in de betekenis die de kerk kan
hebben op wat hij ‘de religieuze markt’ noemt. Eén opmerking die hij maakte,
trof me. Hij zei: ‘kerken moeten zich weer zelfbewuster opstellen op de markt
van religie en spiritualiteit en zich helder en eenduidig concentreren op de
kern van hun identiteit, dat is: op genade.’
Ik vond het verrassend om dat zo te horen uit de mond van
iemand die vooral vanuit sociologisch oogpunt wil kijken naar kerk en religie.
Het was een eye-opener voor me. Elke
organisatie moet zich concentreren op datgene waar die organisatie goed in is:
een voetbalclub moet zich concentreren op voetballen, een brandweercorps op het
blussen van branden, een museum op het tentoonstellen van kunst, een orkest op
het musiceren en een kerk op genade.
Maar waar we denk ik
allemaal wel een redelijk helder beeld hebben bij wat voetballen is, mag de
vraag gesteld worden of we weten waar we het over hebben als we spreken over
genade. Wat is genade eigenlijk? We proeven daar iets van als we beseffen dat
we in een genadeloze wereld leven. Dat is een wereld waarin deze twee basis-principes gelden. Principe 1: als je iets wilt
hebben, dan moet je daar eerst iets voor doen. Principe 2: als je een fout
maakt, dan word je daar op afgerekend. En deze twee principes maken ook gelijk
duidelijk waarom de meeste mensen leven van genade zo moeilijk vinden. Want
daar zit toch wel wat in. Het is toch heel redelijk dat je om vooruit te komen
iets moet doen. En het is toch heel logisch dat we elkaar afrekenen op fouten
die gemaakt worden. Waar bleven we als dat anders was?
In de komende weken hoop ik in de morgendiensten steeds te
preken over genade. En weet u, ik weet eigenlijk niet zo goed waar ik moet
beginnen, en waar ik moet eindigen. Genade is namelijk zo groot, zo diep, zo
wijds, zo wonderlijk, zo verrassend, zo tegendraads, zo krachtig, zo
veelomvattend! En dan gaat het me niet eens allereerst om wat genade nu precies
is. Want het gaat niet zozeer om definities en omschrijvingen, hoe belangrijk
die ook zijn. Misschien hebt u in uw hoofd ook wel een omschrijving van genade.
Zoiets als: genade is dat ik niet zelf voor mijn zonden hoef te betalen maar
dat Jezus dat gedaan heeft. Of: genade is dat God zo eindeloos goed voor ons is.
Of: genade is onverdiende gunst. Of: genade is een 1 verdienen en toch een 10
krijgen. En dat is allemaal ook wel waar en goed gezegd, maar nogmaals: het
gaat niet om wat we met ons hoofd weten van genade, het gaat erom of we Gods
genade ervaren.
‘Genade ervaren.’ Dat wordt het thema voor een aantal preken
de komende weken. En ik wil u iets vragen. Ik wil u vragen om mee te doen in
een ontdekkingstocht. Om mee terug te gaan naar de basis, naar de kern van
geloven, de kern van Jezus kennen, de basis van leven met God. Ik wil u vragen
om dit te geloven: dat u en ik nog niet half weten wat genade is. Ik ook niet.
Verderop in de preek zal ik dat ook nog wat duidelijker maken. Ook ik weet nog
niet half wat genade is, laat staan dat ik genade voluit ervaar en er echt uit
leef. Want nogmaals: over genade praten of er zelfs over preken is niet
hetzelfde als genade ervaren. Dus nog een keer die vraag: Wilt u voor de
komende weken even van de vooronderstelling uitgaan dat u nog niet half weet
wat genade is en wilt u van daaruit mee gaan op een ontdekkingstocht?
Ik begin in deze eerste preek meteen een beetje in het
diepe. Ik wil het hebben over iets wat ik al een tijd op mijn hart heb,
waarover ik ook al eens wat in het kerkblad hebben geschreven. Ik wil het hebben
over verbrokenheid. Wij zullen pas genade kunnen
ervaren als we verbroken zijn. En ik gebruik expres dat woord. ‘Verbrokenheid’. Ik denk dat we het niet zo heel veel
gebruiken in onze kerk. We spreken wel over de noodzaak van zondebesef, we
zeggen ook wel dat we moeten beseffen hoe groot God is en hoe klein wij zijn.
En daar wil ik het ook over hebben, maar met behulp van dat woord ‘verbrokenheid’. En we gaan daarover iets leren door ons te
verdiepen in twee mensen uit de bijbel, die beide
ervaren hebben wat verbrokenheid is. We verdiepen ons
eerst in David om te leren dat we genade zullen ervaren als we onze zónden
erkennen. En we verdiepen ons daarna in Paulus om te leren dat we genade zullen
ervaren als we onze zwákheid erkennen. Om dan te horen en hopelijk te begrijpen
wat Jezus bedoelt als Hij zegt: ‘Je hebt niet meer dan mijn genáde nodig.’
1. David: een verbroken hart
De bijbel zegt ergens dat David een
man naar Gods hart was (Handelingen 13:22). En het is niet zo gemakkelijk om
dat vast te houden als we stil staan bij wat David gedaan heeft. Het verhaal is
bij de meesten van u wel bekend. David ziet vanuit zijn paleis Batseba een bad nemen. Batseba is
een mooie vrouw om te zien: Davids hormonen slaan op hol en hij zorgt ervoor
dat Batseba, de vrouw van een van zijn soldaten, bij
hem komt en met hem naar bed gaat. Uiteindelijk zorgt hij ervoor dat Batseba’s man Uria in de
frontlinie van het leger komt en gedood wordt.
De les is niet, mannen: als iemand als David al zo’n grote seksuele zonde begaat, dan is het vast ook niet
zo erg als ik… En vul dan maar iets in. Nee, vanuit het perspectief van Psalm
51 is dit de les: er is maar één manier om na zonde weer in het reine te komen
met God, namelijk door verbrokenheid. In zekere zin
is het jammer dat de zonde van David van waaruit hij deze Psalm geschreven
heeft zo opzichtig is, zo volkomen helder en zo groot,
zo verschrikkelijk fout dat iedereen dat kan snappen. Maar zonde is niet altijd
zo opzichtig. Zonde is ten diepste: dat jij in je hart op de troon zit, en niet
God. Dat je niet beantwoordt aan de bestemming waarvoor God je heeft geschapen: de ander liefhebben en recht doen.
En hoe gaan we vaak om met onze zonden? We verbergen ze. We
ontkennen ze. We proberen ze te verdoezelen. We geven anderen de schuld. We
compenseren onze eigen verborgen zonden door van anderen een heel
hoge ethische levensstandaard te eisen. We werken ons uit de naad om God weer
dankbaar te stemmen voor wie we zijn. Of we doen er nog een schepje bovenop als
het gaat om onze religieuze plichten.
Maar dat zijn allemaal manieren die doodlopen. Luister
naar wat David dicht:
Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken
en verbrijzeld hart
zult u, God,
niet verachten.
In de oude vertaling:
De offeranden Gods zijn een verbroken geest;
een verbroken
en verbrijzeld hart
veracht Gij niet,
o God.
Hier proeven we nu wat verbrokenheid
is. Verbrokenheid is dat we tot die in onze hart
voelen hoe kwetsend het is als we op Gods hart trappen. Verbrokenheid
is dat we hetzelfde verdriet ervaren als God over de verwoestende uitwerking
van onze zonden. En dan is het belangrijk om niet allereerst naar uiterlijke
daden te krijgen. Want onze grootste zonden begaan we niet in onze daden, maar
in ons binnenste, in ons hart. ‘Gods hart’, schreef iemand, ‘wordt gebroken
door trots, haat, bitterheid, oneerlijkheid, hebzucht en alle andere vormen van
zelfzucht.’ En: ‘We zullen de liefde van de Vader nooit kunnen ervaren, tenzij
we Gods bedroefdheid over zonde en zelfgerichtheid delen.’
Dat gaat dus verder dan de opmerking die ik vaak hoor en
lees: ‘Natuurlijk we blijven allemaal zondige en beperkte mensen. We maken
allemaal fouten.’ Dat is zo afschuwelijk oppervlakkig, zo tenhemelschreiend
nietszeggend, zo mijlenver verwijderd van wat David zegt: ‘Het offer voor God
is een verbroken en verbrijzeld hart.’
In de zomervakantie las ik het boekje ‘Het Vaderhart van
God’. Daarin werd dit geschreven: ‘Als u uw hart nog nooit gebroken heeft laten
zijn, vraag God dan om u uw hart te tonen, zoals Hij het ziet.’
In datzelfde boekje gebeurde nog iets wat heel belangrijk is
als het gaat om genade ervaren. Er werd aangewezen wat de grootste
sta-in-de-weg voor het ervaren van genade is: mijn trots. Aan het begin van de
preek zei ik dat ik nog iets zou zeggen over deze uitspraak: ‘Ook ik weet nog
niet half wat genade is, laat staan dat ik genade voluit ervaar en er echt uit
leef.’ Want in het boekje ‘Het Vaderhart van God’ beschrijft Floyd McClung op zeer
confronterende wijze waaraan je trots, de grootste vijand van de genade, kunt
herkennen. Dit zijn de symptomen waaraan je trots kunt herkennen (in het boekje
worden er 19 genoemd, ik kies er een aantal uit):
1.
Trots geeft anderen de schuld; ze levert kritiek en
toont aan waarom anderen fout zijn.
2.
Trots veroorzaakt hardheid, een laatdunkende houding,
een onafhankelijke opstelling waarbij men niet open staat voor de hulp die
anderen te bieden hebben.
3.
Trots geeft een eigen fout niet toe en erkent geen
persoonlijke verantwoording. En áls ze dit al doet, praat ze de fout goed en
zoekt er net zolang een verklaring voor, totdat er geen verdriet of berouw meer
over bestaat.
4.
Trots geeft ons het gevoel dat we geestelijker zijn
of dichter bij de Heer staan dan anderen.
5.
Trots brengt een gebiedende, veeleisende geest voort.
Dit heeft tot gevolg dat we ons concentreren op hetgeen
niet voor ons is gedaan, in plaats van op wat wél voor ons is gedaan.
6.
Trots verlangt naar het verleden of naar de toekomst,
maar is nooit tevreden met het heden.
7.
Trots opent de deur voor een geest die zich niet laat
corrigeren of onderwijzen.
8.
Trots heeft tot gevolg dat ik situaties beoordeel
naar wat ze betekenen voor mij in plaats van wat ze betekenen voor God.
9.
Trots is de wortel van een negatieve houding,
veroordeling, kritiek, laster en kwaadsprekerij. Trots roddelt, breekt af,
brengt schade toe aan iemands reputatie en geniet van berichten over mislukking
en zonde
Dat vind ik allemaal heel confronterend. Want ik zie het
allemaal gebeuren in mijn leven. Er is nog steeds veel trots in mij.
Dezelfde David zingt in een andere Psalm, Psalm 131:
HEER, niet trots is mijn hart,
niet
hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet
wat te groot is
voor mij en te
hoog gegrepen.
Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn
ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind
is mijn ziel in mij.
En nu kunnen we ook beter begrijpen waarom David een man
naar Gods hart was: ‘David verootmoedigde zichzelf. Hij deed het zelfs steeds opnieuw.
Dáárom zegt de Bijbel, dat hij een man naar Gods hart was. (…) David zag verbrokenheid niet als wanhoop, hopeloosheid of pijn. Hij
zag het als verootmoediging, de tegenpool van trots.’
Als u mee wilt gaan op de ontdekkingstocht (en daarover hebt
u aan het begin van de preek een beslissing genomen: u hebt gedacht: ‘ja dat wil ik’, maar misschien ook wel ‘nee, mij niet
gezien’ maar dan mag u alsnog die beslissing nemen) - als u mee wilt gaan op de
ontdekkingstocht waarop we meer Gods genade gaan ervaren, dan is dit de eerste
stap: God vragen om een verbroken hart, om een hart dat Gods pijn voelt over
onze zondige trots.
2. Paulus: vreugde in zwakheid
Het gaat over genade ervaren: werkelijk ervaren, eruit
leven, met hart en ziel voelen dat God een Vader is die van je houdt en die jou
alles wil géven. Ervaren dat je zijn geliefde kind bent. Onze zonde en onze
trots en ons gebrek aan verbrokenheid daarover, is
een enorme sta-in-de-weg om genade te ervaren. Maar we moeten hier nog iets
over leren. En dat doen we als we ons nu ook concentreren op Paulus. En vooral
op zijn uitspraak: ‘Ik schep vreugde in mijn zwakheid.’
Jarenlang heb ik geworsteld met die uitspraak. Ik ergerde me
eraan. Helemaal omdat die uitspraak vaak werd gebruikt in het kerkelijke leven
om middelmatigheid goed te praten: middelmatigheid in het geestelijke leven,
middelmatigheid in de prediking, middelmatigheid in het kerk-zijn.
De boodschap is dan ongeveer: ‘God vindt het juist mooi als ons leven met Hem
zwakheden vertoont. Dan kan Hij veel vergeven en kan zijn
genade groter worden in ons leven.’
Het ergerde me vooral ook, denk ik, omdat ik in deze
uitspraak wordt geconfronteerd met mijn onwil en mijn onvermogen om kwetsbaar
te zijn. We leven in een maatschappij waarin ons geleerd wordt
om sterk te zijn, om onze talenten te gebruiken, om assertief te zijn, om
zelfbewust om te gaan met de dingen waar we goed in zijn. Een van de
scherpe kanten van het evangelie van Jezus is dat dat
ons allemaal uit handen wordt geslagen. Soms gebeurt dat pas na een crisis in
je leven. Pas op de bodem van je bestaan, als je niet langer
kunt ontkennen dat je je leven niet zelf in de hand
hebt en niet zelf kunt maken, pas dan, in je zwakheid, kan Gods genade gaan
stromen.
Iemand (Larry Crabb) vergelijkt dit
met een tuinslang. Zolang we vertrouwen op onszelf, op onze eigen kracht, op
onze eigen vroomheid, kunnen de genade van God en het leven van Christus
slechts door ons leven heen sijpelen zoals water door een geknikte tuinslang.
De knik kan er alleen worden uitgehaald door verbrokenheid.
Dat is gebeurd in het leven van Paulus. Zijn leven en zijn
bediening worden gestempeld door verbrokenheid. Zoals
David zijn zonde kende en God vroeg om een verbroken hart, zo kent Paulus zijn
zwakheid. En hij gaat eigenlijk nog een stap verder dan David. Hij vraagt niet
alleen om verbrokenheid, hij leert zelfs om vreugde
te scheppen in zijn zwakheid. Hij zegt: ‘Ik ben blij dat ik zwak ben.’ Dat is
het absolute tegenovergestelde van kracht zoeken in jezelf, in je eigen talenten
of in je eigen godsdienstigheid.
God gebruikte in Paulus’ leven daarvoor de veelbesproken
doorn in het vlees: ‘Om te verhinderen dat ik mezelf
zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door
een engel van Satan.’ Er zijn boeken over vol geschreven, over wat die doorn nu
is. Even een paar mogelijkheden. Die doorn is:
1.
een lichamelijke handicap in de vorm van pijn in zijn
oor of zijn hoofd
2.
de tegenwerking van tegenstanders en de vervolging
die daarbij hoort
3.
het gegeven dat Paulus’ plannen voortdurend in de war
worden gestuurd
4.
een voortdurend aanwezige aanvechting op seksueel
gebied
5.
een ernstige vorm van slechtziendheid
6.
epileptische aanvallen
7.
een voortdurend terugkerende vorm van malaria
8.
de felle pijn die Paulus voelde vanwege de afwijzing
van het evangelie door de Joden
9.
een demonische bezetting
10.
een spraakgebrek
En na deze opsomming, die ik vond in een commentaar,
schrijft de auteur: ‘We weten eenvoudigweg niet wat de betekenis is van de doorn
in het vlees’. En weet u, het is ook helemaal niet belangrijk. Veel
belangrijker is dat Paulus zegt, ook al heeft hij gebeden of Jezus de doorn
wilde verwijderen: ‘Ik schep vreugde in mijn zwakheid.’
Hoe kan dat? Hoe kan een mens zeggen dat hij vreugde vindt
in datgene wat hem belemmert in zijn functioneren? Hoe kun je vreugde vinden in
tegenslagen en teleurstellingen, in tegenstanders en vijanden, in lichamelijke
gebreken en in ziektes? Ik denk dat het kan omdat je pas in
je verbrokenheid, in je erkenning van je eigen
krachteloosheid, van je eigen onmacht open kunt gaan staan voor de genade van
Jezus, voor de liefdevolle omhelzing van de Vader, voor het stromende water van
de Geest.
Onze zelfgenoegzaamheid, onze talenten, alles waar we
goed in zijn en waar we ons op voor kunnen laten staan, onze maatschappelijke
positie, de waardering die we verdienen, onze successen waar we vaak zo graag
over praten - het staat allemaal het stromen van de genade in ons leven in de
weg. Als we vertrouwen op onze eigen kracht, kan de kracht van
Christus’ genade niet ervaren worden. En als je in je eigen
leven weinig genade ervaart, weinig vreugde kent in de genade, je zelfs een
beetje ergert als iemand blij is met de genade van Jezus en daar uiting aan
geeft, ga dan bij jezelf na of er geen andere dingen in je leven zijn waar je je kracht in zoekt.
Ik denk dat er in heel veel van onze levens nog een
grote ommezwaai moet plaats vinden. Want er gaapt een diepe kloof
tussen aan de ene kant ‘vreugde scheppen in je zwakheid’ en aan de andere kant
‘willen staan in eigen kracht’. Maar God wil de tegenslagen in je leven, wil de
vijanden in je leven gebruiken om die ommezwaai te bewerken. God wil jouw falen gebruiken, jouw erkenning ‘ik kan het niet’, de
beledigingen, het verdriet, de angst - het zijn allemaal zwakheden die kunnen
leiden tot echte verbrokenheid.
En wat gaat er dan gebeuren? We denken misschien: dan worden
we saaie, zwakke mensen waar de middelmatigheid van afstraalt. Dan is er geen lol meer aan. Maar dat is niet waar! Dan gaat er gebeuren,
wat er gebeurt als de knik uit de tuinslang wordt gehaald: het water van Gods
genade gaat dan stromen in ons leven. We zullen een innerlijke kracht ontvangen
die zoveel waardevoller, zoveel authentieker, zoveel mooier is dan onze eigen
kracht.
En ik denk dat diep in ons allemaal die verbrokenheid
al ligt te wachten om naar buiten te komen. Want we hebben allemaal onze innerlijk strijd, de strijd in onze ziel rond moeiten en
zorgen en zwakheden waar we liever over zwijgen, onze verborgen zonden, onze
moeiten met onze kinderen, onze stukgelopen relaties, onze onmacht om kwetsbaar
te zijn… We worstelen er in stilte mee. Of we overschreeuwen het allemaal door
eindeloos bezig te zijn met onze successen, met ons uiterlijk, met ons werk,
met onze hobby's, met onze gesprekken die nergens over gaan. Dat staat allemaal
het ervaren van de genade in de weg.
3. Jezus: niet meer dan mijn genade
We staan tenslotte stil bij dat
diepe en krachtige woord van Jezus. Nadat Paulus drie keer aan Jezus heeft
gevraagd om hem te bevrijden van de doorn in zijn vlees, antwoordt Jezus: ‘Je
hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’
Ook deze woorden van Jezus zijn gemakkelijk vatbaar voor een
verkeerde interpretatie. Er kan snel een gevoel ontstaan: ‘nou, daar moeten we
het dan maar mee doen, met genade. Het stelt niet zoveel voor, maar blijkbaar
is het genoeg.’ Zo heb ik het in elk geval lange tijd geproefd. Maar dat is zo’n groot misverstand! Niet voor niets worden genáde en
krácht door Jezus in één adem genoemd. Ze worden door christenen nog wel eens
uit elkaar getrokken. Als er christenen zijn die pleiten voor krachtig geloven,
die aandacht vragen voor het krachtige werk van de Geest, staan er altijd
direct andere christenen op die zeggen: ‘Spreek geen te grote woorden, want het
is allemaal genade.’
En inderdaad: het is allemaal genade! Genade, lieve mensen,
genade is een krácht! Genade is overvloed! Genade is bevrijding! Genade is
genezing! Genade is verzoend zijn met God! Genade is Gods Vaderhart kennen!
Genade is: Jezus zien en ervaren! Genade is: voelen dat je een geliefd kind van
God bent en dat niets je kan scheiden van zijn liefde! Dat is de kracht van
genade.
Het is een andere kracht dan de kracht van de wereld. Die is
stoer, succesvol, zelfgenoegzaam, trots. De kracht van de genade is authentiek,
volhardend, liefdevol, Geestelijk, vol van de Vader. Het is de genade van Jezus
die de kracht van God is.
En waarom kan Jezus zeggen dat we niet meer dan zijn genade
nodig hebben? Omdat genade alles is. Omdat genade alles overtreft. Omdat genade
zo helemaal verbonden is met het kennen van Christus. Buiten Jezus om is er
geen genade. Maar in verbondenheid met Hem is er alleen maar genade,
overvloedige genade, overstelpende goedheid.
In de komende weken gaan we op ontdekkingstocht. Genade
ervaren. Want er is nog zoveel wettisch leven in ons dat moet worden
afgebroken. Nog zoveel volharding in zonde, in hoogmoed, in trots, in religie, in
zelfgemaakte vroomheid waarvan we bevrijd mogen worden. Er liggen nog zoveel
wonden in ons leven te wachten op de genezing van Jezus. Er is nog zoveel onwil
en onmacht en krampachtigheid en controlezucht die door de Geest van de genade
aangeraakt kan worden. Er is nog zoveel meer genade te ervaren…
Lieve Vader, Heer van de genade,
schep in ons een verbroken hart, haal alstublieft de knik uit de tuinslang van
ons leven, bevrijd ons van trots en zelfgerichtheid en leer ons Jezus te zien,
leer ons genade te ervaren, leer ons vreugde te scheppen in onze zwakheid. En geef
ons daarbij aan elkaar, dat we elkaar opzoeken, dat we de verbondenheid vinden
die alleen ontstaat door onze eigen verbrokenheid
heen, dat we ons in onze onmacht zelfgekozen isolement doorbreken naar U toe en
naar elkaar toe. Heilige Geest, kom, vervul ons, laat genade en liefde stromen.
Meer verlangen we niet want meer valt er niet te verlangen. In Jezus’ naam.
Amen.
Handreiking voor de liturgie
Psalm 63:2,3
Gebed
Lezing 1: Psalm 51:12-21
Lezing 2: 2 Korintiërs 12:1-10
Liedboek Gezang 423 Ach, blijf met uw genade
Preek over Psalm 51:19 en 2 Korintiërs 12:9-10 Je hebt niet meer dan mijn genade nodig
Gebed
Psalm 51:5,6 en Gereformeerd Kerkboek 157 Vader, vol van vrees en schaamte
Apostolische Geloofsbelijdenis (staande)
Gereformeerd Kerkboek Gezang 161:4 Vader, van het leven, ik geloof in U
Dankzegging
Collecte
Psalm 103:3,4