De
bijbel is een veelzijdig boek. En bij een veelzijdig boek past het dat je er op
allerlei verschillende manieren mee om kunt gaan. Een van de vormen van omgang
met de Schrift is de liturgische: de gemeente die bijeengekomen is voor de
vierende gedachtenis van Gods tegenwoordigheid leest de Schriften, zingt
liederen en luistert naar de vertolking van de Schrift in de prediking. Een
andere vorm van omgang met de Schrift is de wetenschappelijke: je benadert het
boek bijbel dan als een document om te analyseren met behulp van
wetenschappelijke exegetische methoden. In de theologie speelt deze vorm van
omgang een belangrijke en onmisbare rol. Weer een andere vorm van omgang met de
Schrift vindt plaats in gespreksgroepen of bijbelstudiekringen: de deelnemers
lezen een gedeelte van de Schrift en zoeken gezamenlijk naar de betekenis die
dat Schriftwoord heeft voor hun eigen spiritualiteit. En zo kan er ook gedacht
worden aan een meer psychologische benadering van de bijbel, aan een
dramatische omgang met het Woord (bibliodrama) of aan een literaire benadering
van de bijbel als boek van schoonheid. Al deze en andere vormen van omgang met de
Schrift hebben een eigen en legitieme plaats en ze hebben elk hun eigen
doelstellingen.
In
dit artikel wil ik aandacht vragen voor een vorm van omgang met de Schrift
waarin het spirituele moment heel belangrijk is. Het gaat om de
zogenaamde lectio divina. Letterlijk betekent die uitdrukking: goddelijke
lezing, maar liever spreek ik van: spirituele lezing. De lectio divina speelt
een belangrijke rol in de monastieke traditie. In die traditie vormt het een
van de belangrijkste middelen voor het zoeken naar God. Want daar gaat het in
de lectio divina om: om het zoeken naar God, om het zich richten op een
ontmoeting van Aangezicht tot aangezicht, om een Godverlangend komen tot de
Schrift als de Stem van de levende God.
Het
gaat in de lectio divina dan ook niet zozeer om een meer studieuze omgang met
de Schrift, hoewel Schrift-studie wel meekomt en voorondersteld wordt. De
lectio divina is niet gericht op het vergroten van kennis of het verzamelen van
informatie over de bijbel. Want niet het intellectuele moment maar het
spirituele moment speelt de hoofdrol. De lectio divina is gericht op omvorming:
de lezer wil in zijn of haar ontmoeting met de God van het Woord vernieuwd
worden. Of om het heel kort te zeggen: het gaat in de spirituele lezing van de
Schrift niet om informatie maar om transformatie. Wie de Schrift
leest op de wijze van de lectio divina begeeft zich in een spiritueel
omvormingsproces. En dat is een proces waarin je je met heel je hebben en
houden openstelt voor de aanraking door de Geest van God: spiritueel
Schriftlezen is lezen om op Adem te komen.
Deze
vorm van omgang met de Schrift wil ik nu in beeld brengen. Daarbij maak ik
gebruik van een brief van Guigo II de Kartuizer (gestorven 1188). Deze brief is
bekend geworden als de Scala claustralium (de geestelijke ladder der
monniken) en is een klassieke tekst in de literatuur van de spiritualiteit.
Guigo ontwerpt in zijn brief een model voor het contemplatieve leven. Dit model
is ook van groot belang voor de omgang met de Schrift. Hij vertelt in zijn
brief, die is gericht aan een zekere broeder Gervasius, dat hij op zekere dag,
toen hij bezig was met handenarbeid, begon na te denken over het geestelijke
leven. En eensklaps stond hem helder voor ogen dat er in dat geestelijke leven
vier trappen zijn: de lectio (de lezing), de meditatio (de
overweging), de oratio (het gebed) en de contemplatio (het
schouwen). Guigo koppelt deze vier trappen aan een woord van Jezus uit de Bergrede:
`Zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden' (Matteüs 7:7). Het
zoeken vindt plaats in de lezing en het vinden in de overweging, het kloppen
vindt plaats in het gebed en het opengedaan worden in het schouwen.
Deze
vier trappen hebben elk een eigen functie. En hoewel ze van elkaar kunnen
worden onderscheiden, is het niet de bedoeling van Guigo om ze van elkaar te
scheiden. Daarom legt hij veel nadruk op het onderlinge verband van de
verschillende trappen.
De lezing brengt als het ware vast voedsel in de
mond; de overweging kauwt en vermaalt het; het gebed verkrijgt er de smaak van;
het schouwen is de zoetheid zelf die verblijdt en verkwikt.
De lezing blijft bij de schors, de overweging dringt
door in het merg, het gebed is het verlangend vragen, het schouwen is het
genieten van de verkregen zoetheid.
Guigo
werkt zijn model dan uit aan de hand van een voorbeeld. Als bijbeltekst neemt
hij: `Zalig de zuiveren van hart want zij zullen God zien' (Matteüs 5:8).
De
lezing is het toekomen naar de heilige Schrift met een gespannen aandacht van
de geest. De tekst wordt langzaam gelezen en eigen gemaakt: `Zalig de zuiveren
van hart want zij zullen God zien'.
Ziehier een kort woord, maar rijk aan zoete en
meervoudige betekenis om de ziel te voeden. Het wordt aangereikt als een
druiventros waarvan de ziel, na hem zorgvuldig te hebben bekeken, bij zichzelf
zegt: hier kan iets goeds in zitten, ik zal inkeren in mijn hart en proberen of
ik misschien de zuiverheid kan begrijpen en vinden.
Na
de `kennismaking' met de tekst begint een aandachtige overweging. Deze
overweging blijft niet bij de oppervlakte van de tekst maar stoot door naar de
kern. Daarbij spelen andere Schriftplaatsen een belangrijke rol. De Schrift legt
immers de Schrift uit. Zo gaan in de overweging van Matteüs 5:8 ook andere
Schriftwoorden meeklinken. Als het gaat om de zuiverheid van hart bijvoorbeeld:
`Wie mag de berg van des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede?
Die rein is van handen en zuiver van hart' (Psalm 24:3-4). En: `Schep mij een
rein hart, o God' (Psalm 51:12). En de overweging van de woorden `zij zullen
God zien' wordt meegekleurd door bijvoorbeeld: `Maar ik zal in gerechtigheid uw
aangezicht aanschouwen' (Psalm 17:15). Deze en andere bijbelteksten die worden
gevonden bij de tekst die het uitgangspunt vormt voor de lectio divina,
verrijken de overweging:
Ziet ge nu hoeveel sap er vloeide uit een heel kleine
druiventros, wat een groot vuur ontstond uit een vonk, hoezeer de kleine massa
`zalig de zuiveren van hart want zij zullen God zien' zich uitbreidde op het
aambeeld van de overweging? Door deze vonken ontbrand begint de ziel, nu het
albast gebroken is, een voorgevoel te krijgen van de zoetheid van de balsem,
nog niet door zijn weldadig aanvoelen, maar als het ware door zijn geur. En zij
leidt eruit af hoe zoet het zal zijn deze zuiverheid te ervaren, waarvan ze
heeft ondervonden dat het overwogen reeds zo verblijdend is.
Het
blijkt dan dat de lezing en de overweging dit verlangen niet kunnen stillen.
Want de ervaring van de zoetheid moet van boven worden geschonken.
Daarom
verootmoedigt de ziel zich en neemt haar toevlucht tot het gebed. Want wie de
Schrift leest en overweegt zal merken dat het kennen en ervaren van de God die
spreekt in het Woord niet op eigen kracht te bereiken is:
`Heer, U die zich alleen aan de zuiveren van hart
laat zien, door lezing en overweging tracht ik te weten te komen wat ware
zuiverheid van hart is en hoe men haar kan verkrijgen, om door haar U toch
enigszins te leren kennen. Ik zoch uw aanschijn, Heer, uw aanschijn zocht ik en
tijdens mijn overweging groeide een vurig verlangen U dieper te leren kennen,
niet meer in de schors van het woord, maar in de doorleefde ervaring. Geef mij
dan, Heer, een onderpand van uw toekomstig erfdeel, tenminste een druppel van
uw hemelse dauw om mijn dorst te lessen, want ik brand van liefde.'
Wie
zo bidt, krijgt antwoord van de Heer: op het kloppen op de deur gaat de deur open
en komt God naar je toe. De oratio wordt contemplatio.
De Heer wacht niet tot het gebed beëindigd is;
middenin het gebed onderbreekt Hij het en begeeft zich haastig naar de ziel,
snelt haar die vol verlangen is haastig tegemoet, badend in dauw van hemelse
zoetheid en gezalfd met kostbare oliën. Hij verkwikt de vermoeide ziel, stilt
haar honger, lest haar dorst, doet haar het aardse vergeten. Hij wekt haar op
wonderbare wijze ten leven door haar te laten sterven in zelfvergetelheid en maakt
haar nuchter in deze dronkenschap
Dit
schouwen is genade van God. En deze genade wordt door Hem verleend wanneer Hij
wil en aan wie Hij wil. En dat betekent dat God zich ook kan terugtrekken. Maar
daar heeft Hij een bedoeling mee:
Zijn bedoeling is dat men intenser naar Hem verlangt
wanneer Hij afwezig is, en dat men Hem vuriger zoekt wanneer men naar Hem
verlangt, zodat men Hem, na lange tijd gezocht te hebben, met nog groter
vreugde vindt.
Deze
vier trappen hangen, zoals gezegd, onderling nauw samen: ze kunnen niet zonder
elkaar en bouwen op elkaar voort. Samenvattend schrijft Guigo:
Eerst komt als basis de lezing; zij brengt ons de
gegevens voor de overweging. De overweging zoekt met heel wat zorg wat men moet
nastreven, en als het ware uitgravend, vindt zij de schat en laat hem zien;
maar daar de overweging hem niet uit zichzelf kan verkrijgen, leidt zij ons tot
het gebed. Het gebed richt zich met alle kracht tot God en verkrijgt de zozeer
begeerde schat, namelijk de zoetheid van het schouwen. Als het schouwen ons ten
deel valt, beloont het onze moeite bij de drie voorafgaande trappen, terwijl
het de dorstige ziel laaft en als het ware dronken maakt met hemels zoete dauw.
Tot
zover de brief van Guigo. Is het model van de lectio divina dat hij geeft ook
vandaag nog toepasbaar? Ja, zou ik willen zeggen. Maar bij dat ja wil ik wel
een paar kanttekeningen maken.
1.
De methode van de lectio divina vooronderstelt bij de lezer, met name voor de
trap van de overweging, een ingewijd zijn in de Schrift. Aan die
vooronderstelling voldeed en voldoet de gemiddelde kloosterling. Zijn of haar
leven wordt immers voor een belangrijk deel getekend door een `wonen in het
Woord'. Maar voor veel andere gelovigen is dat niet het geval. Dat betekent dat
ik met enige nadruk zou willen stellen dat de lectio divina vergezeld moet gaan
van een meer studieuze benadering van de bijbel. Heel concreet kan dat
bijvoorbeeld betekenen dat je bij de tekst die je in de lectio divina wilt
mediteren eerst via een concordantie een aantal andere Schriftplaatsen zoekt
waarin dezelfde woorden of thema's aan de orde zijn.
2.
Ik geloof dat de lectio divina als geheel moet worden gedragen en voorafgegaan
door het gebed. Het gebed om de Geest is onmisbaar voor ieder die God zoekt en
naar de Stem van zijn Woord wil luisteren. Wil Schriftlezen werkelijk spiritueel
Schriftlezen worden, dan moet de Spiritus (Geest) van God om hulp worden
aangeroepen. Want ten diepste wil de lectio divina zijn: Schriftlezen in de
Geest. En daarom moet de lectio divina niet beginnen bij de letter maar met de
Geest.
3.
Het model van Guigo lijkt nogal naar binnen gekeerd te zijn: de lectio divina
loop uit op het schouwen van God. Mijns inziens moet de omgang met de Schrift
echter altijd uitlopen op de terugkeer in het leven: de lectio divina moet
doorwerken in de dagelijkse omgang met medemensen. Daarom zou aan het model een
trap moeten worden toegevoegd. Daarvoor kan een andere uit de monastieke
traditie bekende term worden gebruikt: operatio (werkzaamheid). Deze
werkzaamheid of doorwerking bestaat in het leven van het leven als een door de
Geest vernieuwde mens. Dat kan gestalte krijgen in het doen van gerechtigheid,
in een wandelen in de liefde, in een zich verzetten tegen onrecht, in het
opkomen voor de verdrukte mens, in het groot maken van Gods Naam. Het gaat in
de operatio om een getransformeerd leven.
4.
Ik heb er moeite mee (en dat heeft ongetwijfeld met mijn gereformeerde
achtergrond te maken) dat de contemplatio een aparte trap wordt genoemd. Het is
duidelijk, ook bij Guigo, dat deze trap een heel ander karakter heeft dan de
drie voorgaande. Op de trappen van de lectio, de meditatio en de oratio is de
mens door de Geest ook zelf werkzaam. Op de trap van de contemplatio is alles
genade van God. Mij lijkt het daarom minder juist om in een model voor lectio
divina het schouwen als een aparte trap op te nemen. Daar gaat hoe dan ook de
suggestie van maakbaarheid van uit.
5.
Wel is het belangrijk om aan de zaak van de contemplatio in de lectio divina
recht te doen. Maar dan is het ook belangrijk om ruimte te scheppen voor de
ervaring van de niet-ervaring van God, voor de ervaring van het niet-ontmoeten
van de Heer van het Woord. Ik zou die ervaring willen aanduiden met een aan
Luther ontleende term: tentatio (de aanvechting). Wie omgang zoekt met het
Woord, doet dat in het besef dat onze tijd een tijd van Godsverduistering is.
Waar is God? Heeft Hij zich teruggetrokken? Of hebben wij Hem uit deze wereld
en uit ons leven weggeduwd? Deze vragen zijn heel existentiëel omdat ze opkomen
uit de ervaring van de afwezigheid van God, van een God die zich verbergt. En
er is geen garantie dat die afwezigheid en die verberging ongedaan worden
gemaakt in de lectio divina. Tegelijk mag er ook hoop zijn op de vervulling van
de belofte van Jezus Christus: `Zoekt en u zult vinden'. Want ook dat bestaat:
dat je God vindt, of liever: dat je door God gevonden wordt. Die ervaring zou
ik hier willen aanduiden met een aan Augustinus ontleende term: fruitio (het
genieten). In deze fruitio kan het gaan om het smaken van Gods goedheid, het
vol worden van Gods vergevende liefde, het ervaren van zijn intieme nabijheid.
En dat alles als de vrucht van de lectio divina: een geschenk van de Geest van
het Woord.
Dat
brengt me bij een eigen model voor de lectio divina, een model dat duidelijk
geënt is op dat van Guigo, maar waarin ook enkele belangrijke aanpassingen zijn
aangebracht. Daarbij spreek ik liever niet van trappen maar van stappen. Ik
onderscheid er vijf:
De
vijf stappen van de lectio divina (spirituele Schriftlezing):
1.
oratio (gebed om de Geest)
2. lectio (lezing)
3. meditatio (overweging)
4. oratio (gebed)
5. operatio (doorwerking)
Datgene
wat in deze lectio divina ervaren wordt, laat zich niet goed in het model
onderbrengen. Maar die ervaring kan enerzijds worden getypeerd als fruitio
(het genieten van God) en anderzijds als tentatio (de aanvechting van
het niet-kunnen-vinden-van-God).
Om
dit artikel tenslotte in de praktijk te laten uitmonden, wil ik een korte en
eenvoudige leidraad geven voor de lectio divina. Als het gaat om een te
mediteren Schrifttekst zou ik willen voorstellen om te kiezen uit de volgende
twee:
O
God, gij zijt mijn God,
U zoek ik,
mijn ziel dorst naar U.
(Psalm 63:2)
Weest
dan navolgers van God,
als geliefde kinderen,
en wandelt in de liefde,
zoals ook Christus u heeft liefgehad.
(Efeze 5:1)
Zoek
een plaats waar stilte heerst.
Neem een lichaamshouding aan die ontspannenheid uitdrukt.
Kom op het ritme van je adem tot rust.
Word je bewust van Gods tegenwoordigheid.
Geest,
Adem van God,
woon in mijn hart,
open mijn oor
voor het geluid van God Stem.
In Jezus' naam.
Amen.
En
nog eens. En nog eens.
Maak je de woorden eigen.
Zie ze met je ogen.
Proef ze op je tong.
Tast ze met je handen.
Luister
intens naar de woorden van de tekst.
Laat ze klinken in je hart.
En laat andere teksten meeklinken.
Hoor zo de muziek van Gods Geest.
Laat je door Hem aanraken en omvormen.
Dank
God voor zijn concrete Woord.
Geniet van zijn sprekende aanwezigheid.
Bid om vervulling van je verlangen naar Hem.
Vraag om vernieuwing van je leven.
Prijs de drie-enige God.
Vader, Zoon en Geest.
Lof zij de Vader, lof de Heer
die uit de dood is opgestaan
de Trooster ook zij lof en eer
en heerlijkheid van nu voortaan.
En
laat je leven worden gekleurd
door de Geest van het Woord.
Hij is een Geest van liefde en gerechtigheid,
van waarheid en trouw.
Laat zo de stilte van de ontmoeting met God
doorwerken in je omgang met mensen.
-
Enzo Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord. inleiding tot de `lectio
divina' (Monastieke Cahiers 40), Bonheiden 1991 (dit boek bevat een Nederlandse
vertaling van de brief van Guigo II).
-
Eugene H. Peterson, Dragende delen. Pastor zijn op authentieke wijze,
Gorinchem 1995 (het tweede deel van dit boek is gewijd aan de spirituele lezing
van de Schrift onder de aanduiding: contemplatieve exegese).
-
Kees Waaijman, Lezen, overwegen en schouwen, in: Speling 48 (1996) 1,
76-84.