N.a.v. Marius Noorloos, Leven uit de Bron. Via geloofsopbouw naar gemeenteopbouw. Vijfde, bewerkte en geactualiseerde druk, Kok Kampen 2003. ISBN 90 435 0716 4.
"Wat onze gemeenten, groot en klein, het meest karakteriseert is een preoccupatie met allerlei onbelangrijke zaken. De vele mislukkingen die er in en rond het huidige kerkelijke leven voorkomen, vormen niet het diepste probleem. Ze zijn veel meer resultaat dan oorzaak." Deze woorden zijn te vinden in een boek van Dallas Willard: Heel je ziel en zaligheid. Worden als Jezus. Daarin voert hij onder meer een pleidooi voor kerken die hun aandacht concentreren op de geestelijke vorming in Christus. "Onze gemeente kan een plaats zijn waar hemel en aarde elkaar raken, waar door het kruis en de opstanding verlorenen worden gered en waar christenen kunnen groeien naar de volheid van Christus."
Met deze zinnen in mijn achterhoofd heb ik een boek gelezen dat een zeer belangrijke rol kan spelen in kerken die in hun desoriëntatie op zoek zijn naar een nieuwe concentratie. Ds. Marius Noorloos, gemeenteadviseur, mag zich inmiddels verheugen in de vijfde druk van zijn boek: Leven uit de Bron. Via geloofsopbouw naar gemeenteopbouw. Het boek heeft als doel om plaatselijke kerken te leren om met gemeenteopbouw bezig te zijn, niet allereerst met behulp van allerlei beleidsplannen en strategische documenten, maar vanuit een drievoudige kern. Deze kern wordt door Noorloos als volgt omschreven:
- betrokkenheid bij of hart voor de Heer;Het is een geestelijke en daarom een gouden greep van Noorloos geweest om vanuit deze drieslag een praktisch opbouwplan aan te bieden waarmee plaatselijke kerken zo aan de slag kunnen. Blijkens praktijk-verhalen die ook in zijn boek zijn opgenomen, werpt dit opbouwplan ook veel vrucht af.
Het is dan ook zeer terecht dat er over dit boek al vele positieve berichten zijn verschenen. En deze boekbespreking is er weer een. Tegelijk geeft de positief-opbouwende sfeer die er rond dit boek is ontstaan mij ook ruimte om een viertal vragen te stellen, die als een poging tot door-denken zijn bedoeld.
Wat me in Noorloos' benadering van de kern van de kerk aanspreekt, is dat hij gaat voor een christocentrische invulling. De kerk is per definitie kerk van de Heer ('kuriakos'). Toch loopt het denken vanuit de genoemde drieslag het gevaar dat de aandacht wordt geconcentreerd op onze 'betrokkenheid bij' of op ons 'hart hebben voor'. Aandacht daarvoor is absoluut noodzakelijk. Maar wordt er niet te gemakkelijk vanuit gegaan dat de gebruikers van het boek Christus Jezus al werkelijk kennen? Gaat er aan de ontdekking van de kern van het kerk-zijn niet iets vooraf: namelijk de ontdekking van Jezus Christus in zijn glorie, in zijn verhevenheid en nabijheid, in zijn trouw en zijn genade, in zijn kruis en opstanding? Wordt er in het opbouwplan wel voldoende aandacht besteed aan deze allerdiepste werkelijkheid: dat we alleen in Jezus, Gods Zoon, alles vinden wat we nodig hebben voor heel ons leven?
Hiermee hangt samen mijn vraag hoe gelukkig de titel van het boek is. De metafoor van de Bron is uiteraard prachtig, want zeer bijbels. Maar loopt het spreken in termen van 'leven uit de Bron' ook niet het gevaar tekort te doen aan de noodzaak van een persoonlijke relatie met Jezus Christus? Juist de boektitel en de allesbeheersende drieslag die daarin wordt uitgewerkt, vormen een krachtig communicatiemiddel om de essentie over te dragen. Zou daarom de Naam van Jezus Christus daarin niet steeds voluit moeten worden uitgeschreven en uitgesproken?
Een derde vraag heeft betrekking op de plaats van het gebed als bron van vernieuwing. In het opbouwplan en in de maar liefst 18 bijlagen van het boek wordt zeer regelmatig aandacht gevraagd voor de rol van het gebed. Het zou mooi zijn als dat ook in het bezinnende deel van het boek al een duidelijker plek kreeg. Ik geloof dat een kerk die door de genade van de Geest weer wil opbloeien tot een gemeente van Jezus vóór alles een biddende gemeente is.
Mijn vierde vraag heeft betrekking op het gegeven dat Leven uit de Bron een groeiproces heeft doorgemaakt waardoor het steeds meer een verzameling is geworden van werkplannen en praktijkverhalen, suggesties en bouwstenen, handleidingen en programma-onderdelen. Dreigt dat niet ten koste te gaan van de spirituele insteek die aan de basis van dit boek ligt? De gouden greep van Noorloos lijkt nu wat zoek te raken tussen al die praktische handvatten.
Deze vragen doen echter niets af aan de grote waardering die ik heb voor deze bijdrage van mijn collega Marius Noorloos. Met dit boek bewijst hij, door de genade van de Geest, de kerken en gemeenten in Nederland een grote dienst. En mocht er een zesde druk nodig zijn, dan hoop ik dat er in het bezinnende deel (en van daaruit ook in het opbouwplan) meer ruimte kan worden gemaakt voor concentratie op de Persoon van Jezus Christus en voor de rol die het gebed speelt in het groeien naar onze eindbestemming: 'de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon van God, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom van de volheid van Christus' (Efeziërs 4:13).