Terwijl
ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter
wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak,
omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
Het Woord is mens
geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben
zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Hoe concreet is Kerst? Hoe voorstelbaar is de geboorte van
het kind Jezus? Ik denk dat op die vraag maar één antwoord mogelijk is: heel
concreet en heel voorstelbaar. En daarom is er in de tijd van Kerst ook zoveel
te zien. Kerststalletjes bijvoorbeeld. Met daarin een kind in een voederbak en
daaromheen een vader en een moeder, Maria en Jozef, en vooral ook veel stro.
Meestal tref je in kerststalletjes ook nog de herders aan en de wijzen uit het
oosten. En bovendien zie je er ook nog een os en een ezel. Niet helemaal
terecht waarschijnlijk. De stal waar Jezus geboren is zal wel leeg geweest
zijn. De dieren waren in het veld, en juist daarom was er ruimte in de stal. De
os en de ezel zijn komen binnenlopen in de kerststal vanuit Jesaja 1 vers 3: 'Een rund herkent zijn meester, een
ezel kent zijn voederbak.'
Hoe dan ook: het kerstevangelie is heel voorstelbaar. Het is
met name de evangelist Lucas die het zo concreet en voorstelbaar heeft gemaakt.
Hij maakt in de verzen 6 en 7 van hoofdstuk 2 om zo te zeggen een foto van het
Kerstevangelie. Onopgesmukt en sober: een moeder, een vader, een kind en een
voederbak. Heel aards. Zo leert Lucas ons naar het Kerstgebeuren kijken.
Maar er is meer te zeggen dan Lucas doet. Veel meer. En dat
doet Johannes in zijn evangelie. Terwijl Lucas een foto maakt van het
kerstgebeuren, maakt Johannes een röntgenfoto. Lucas laat de buitenkant zien,
en iedereen kan meekijken. Johannes laat de binnenkant zien. En een röntgenfoto
is moeilijker te interpreteren dan een gewone foto. Moet je je maar eens
voorstellen: je bent in het ziekenhuis waar een arts zo'n röntgenfoto tegen een
lichtbak aanklikt, en hij geeft wat uitleg, wat je natuurlijk erg op prijs
stelt, maar eigenlijk begrijp je er maar weinig van. Je gelooft het wel. Dat is
een röntgenfoto. Heel wat anders dan een gewone foto. Johannes maakt zo'n
röntgenfoto en laat de binnenkant van het kerstevangelie zien. Veel minder
gemakkelijk te vatten. Maar even echt en ook minstens zo belangrijk.
In deze preek gaan we steeds heen en weer tussen de foto van
Lucas en de röntgenfoto van Johannes om zo te ontdekken dat in het gewone een
wonder verborgen ligt. Of in een ander beeld: stel je een drieluik voor met op
het middenpaneel een plaatje uit bijvoorbeeld een kinderbijbel van Maria en het
kind in de stal, en met op het linkerpaneel de woorden uit Lucas 2 en op het
rechterpaneel de woorden uit Johannes 1. Samen vertellen deze twee mannen ons
het Kerstevangelie. [Klik hier voor een voorbeelddia (ppt)].
1
Lucas en Johannes hebben dus dezelfde boodschap maar geven
die op heel verschillende manier vorm. Lucas is de historicus die registreert.
Zijn evangelie begint met de opmerking dat hij alles wat er gebeurd is van de aanvang af nauwkeurig is
nagegaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm op schrift heeft gesteld. Zo wil hij
het verhaal vertellen van de gebeurtenissen die hebben plaats gehad. Je ziet
Lucas gesprekken voeren met mensen die erbij zijn geweest. En als er archieven
bestonden dan was hij daarin gedoken om alles tot in detail vast te stellen.
Lucas is de historicus die nauwkeurig registreert. Dat blijkt ook uit het begin
van hoofdstuk. Daar worden jaartallen genoemd, er worden namen van plaatsen en
mensen genoemd, er worden verbanden gelegd. Opzienbare en minder opzienbare
feiten worden zorgvuldig opgetekend. Want duidelijk moet zijn dat Lucas'
verhaal historische betrouwbaar is. Bijna zou je zeggen: hier is de journalist
aan het woord, en hij is zich heel goed bewust dat les één in de journalistiek
is: zorg dat wat je zegt controleerbaar is.
Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat Lucas ook wel meer
doet. Hij legt ook wel diepere verbanden. Maar hij doet dat meer impliciet,
door de feitelijke gegevens op een bepaalde manier en in een bepaalde samenhang
te presenteren. Twee voorbeelden daarvan. Eerste voorbeeld. Lucas maakt in
hoofdstuk 2 duidelijk, zonder het met zoveel woorden te zeggen, dat het
eenvoudige gebeuren van een kind in een voederbak van oneindig veel meer
betekenis is dan wat keizers en stadhouders doen. Jezus is veel groter dan een
Augustus of een Quirinius. Maria is in verwachting van een Koning die keizers
doet verbleken. Tweede voorbeeld: door heel nadrukkelijk de stad Betlehem te
introduceren als de stad van David, laat hij zien dat de lijnen die er vanuit
het Oude Testament lopen hier worden doorgetrokken: wat hier gebeurt, is de
vervulling van wat al eeuwen geleden is voorzegd. Lucas trekt dus wel degelijk
ook diepere lijnen. Maar tegelijk blijft staan: Lucas is de historicus die
registreert. Zijn evangelie laat zien wat er hier op aarde voor alle mensen
zichtbaar is gebeurd.
Zo niet Johannes. Lucas is de historicus die registreert,
Johannes is de theoloog die mediteert. Diepe gedachten vloeien in het evangelie
uit zijn pen. Zijn evangelie begint niet zoals die van Lucas op aarde, maar
zijn evangelie begint in de hemel. 'In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het
Woord was God.' Johannes mediteert in zijn eerste hoofdstuk over het
mysterie van de menswording. Want dat is een mysterie, een geheimenis. En een
geheimenis, daar kun je geen gewone foto van nemen. Daarom is wat Johannes zegt
ook veel minder gemakkelijk toegankelijk dan wat Lucas vertelt. Zijn woorden
zijn veel moeilijker, zijn gedachten veel dieper, zijn taal veel poëtischer.
Het gaat over het Woord, over licht en duisternis, over het uit God geboren
zijn, over grootheid, genade en waarheid. Dat laat zich allemaal niet
uitbeelden in een kerststalletje. Maar het is wel allemaal even echt en
minstens zo belangrijk. Lucas de historicus die aardse gebeurtenissen
registreert, en Johannes de theoloog die over hemelse geheimenissen mediteert,
ze vertellen ons samen dat de Here Jezus Christus is geboren om mensen te
verlossen van hun zonden, om licht te brengen in de duisternis.
2
'Terwijl ze daar waren', vertelt Lucas, 'brak de dag van haar
bevalling aan.' Ja, Maria is uitgeteld als ze in Betlehem zijn. In de stad van
haar voorvader koning David moet haar kind, die ook Koning zal zijn, geboren
worden. Maria is uitgeteld. Aan veertig weken zwangerschap komt een einde. Er
wordt een kindje geboren. Maria wordt moeder. Het is een geboorte als alle
andere. Een klein kindje komt ter wereld. Het is een jongetje. Hij huilt voor
het eerst. Hij doet zijn oogjes voor het eerst open. Zijn eerste lachje. Zijn
eerste woordje: 'Abba'. En straks, maar dan ben je toch al gauw een ruim jaar
verder, zal Hij zijn eerste stapjes zetten.
Zo gewoon is wat hier gebeurt. Natuurlijk is het tegelijk
een wonder. Elk kind dat geboren wordt is een wonder van God de Schepper. Maar
daar gaat het Lucas nu niet om. Hij registreert en schrijft op wat hij ziet. Of
liever: hij schrijft op wat hij gehoord heeft van ooggetuigen. Sober. Geen
details. Maria wordt moeder van haar oudste kind. Dat laat Lucas zien. 'Ze
bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.'
Zo niet Johannes. Johannes schrijft: 'Het Woord is mens
geworden.' En dan moet er tegelijk al heel wat meer worden uitgelegd. Want
Johannes heeft het over hetzelfde feit: de geboorte van Jezus. Maar hij
gebruikt heel andere woorden. 'Het Woord is mens geworden.' Dat kind in de
voederbak is niemand minder dan het Woord. Het Woord uit Johannes 1 vers 1 dat
was van den beginne, dat was bij God, dat was God. Het kind in de voederbak is
niemand minder dan het Woord waardoor alles is geworden. Zonder dit Woord bestond
er niets. 'Er moet licht komen!' De echo van dat Woord uit Genesis 1 klinkt
door in Johannes 1. Want het Woord - dat is Christus, dat is het kind in de
voederbak - het Woord is leven en licht, leven in de dood en licht in de
duisternis.
'Het Woord.' Ja, dat is niet in een paar woorden te zeggen
wat dat is. Het Woord dat is ook God die spreekt. En God heeft gesproken en
heeft Zich uitgesproken in zijn Zoon. Als je kijkt naar het kind in de
voederbak, dan zie je het Woord van God, dan hoor je het Woord van God: 'Want God had de wereld zo lief dat
hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet
verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.' Dat is ook Johannes. Johannes 3
vers 16. De Vader zegt dat in zijn Zoon de moederbelofte is vervuld. Zo spreekt
de God van het Woord Zich liefdevol uit in Jezus Christus.
Dit Woord is mens geworden. En 'mens' slaat hier op het
sterfelijke en het kwetsbare van het mens-zijn. Op dat wat we ook in onze eigen
levens elke dag terugzien. Dat je sterfelijk bent, mensen van de dag. Dat je
kwetsbaar bent, mensen die pijn lijden en die het leed aan den lijve ervaren.
Zo is ook het Woord mens geworden: een sterfelijk en kwetsbaar mens. Het
eeuwige Woord heeft de gestalte aangenomen van een mens van vlees en bloed, een
mens zoals wij. Daaruit blijkt allereerst hoe dicht God bij de mensen komt. De Here Jezus is de Immanuël: God
met ons, God in het vlees verschenen, God die mens werd. Tegelijk blijkt ook
hoe diep de Zoon van God zich
moest vernederen. In de hemel was Hij Koning, op aarde is Hij kind. In de hemel
was Hij omringd door engelen die Hem dienden, op aarde door mensen die vaak
geen raad met Hem weten. In de hemel woonde Hij in het licht, op aarde woont
Hij in de duisternis. In de hemel was het een en al heiligheid, op aarde heerst
de zonde. Dat laat Johannes ons zien als hij zegt: 'Het Woord is mens
geworden.'
3
We gaan
weer naar het linkerpaneel, naar Lucas, naar het verhaal waarin eenvoud en
soberheid de boventoon voeren. We zien een jonge moeder, met in haar armen een
kind. Ze wikkelt Hem in een doek en legt Hem in een voederbak.
Wat
gewoon. Wat armoedig eigenlijk ook. Alles ademt hier de sfeer van gewoonheid,
eenvoud en armoede. Want wat hier gebeurt is heel gewoon: elke moeder in Israël
in de tijd van de bijbel wikkelde haar kind in een doek, zoals elke moeder
vandaag haar pasgeboren kind een luier omdoet, een rompertje aantrekt en daarna
de kleertjes die speciaal klaarliggen om als eerste gedragen te worden door het
pasgeboren kind. Heel gewoon. Die voederbak, die is iets minder gewoon. Er was
geen ruimte voor de bevalling in een normaal vertrek waar mensen doorgaans
verkeren en daarom waren Jozef en Maria uitgeweken naar een stal. Daar was
ruimte genoeg.
Heel
concreet tekent Lucas dus wat er gebeurt. En dat kan ook heel concrete vragen
wakker roepen omdat het eigenlijk zo herkenbaar is. Was er eigenlijk een
verloskundige bij? Was het niet vreselijk koud in die stal? Hoe zag die stal er
eigenlijk uit? Of was het misschien een grot? Want daar verbleven dieren 's
nachts wel, in een in de stenen uitgehouwen grot. Stonden er dieren of niet?
Het zijn allemaal vragen die je je heel goed kunt voorstellen. Maar Lucas geeft
geen antwoord. Hij zegt eigenlijk maar één ding: het ging er heel gewoon en
heel armoedig aan toe. 'Een kind in een doek gewikkeld, liggend in een
voederbak.'
Tegelijk
is dat ook een teken. Want straks als de herders in het veld bezoek krijgen van
een engel, dan zegt die: 'Vandaag is in de stad van David voor jullie een
redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn:
jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een
voederbak ligt.' Deze eenvoud en nederigheid zijn het teken van de komende
redding uit zonde en schuld. En tegelijk komt hier naar voren het scherpe
contrast tussen de grootheid van Gods Zoon uit de hemel en de soberheid van
zijn geboorte op aarde.
Voor die
glorierijke grootheid vraagt Johannes nu juist alle aandacht op het
rechterpaneel van het drieluik. 'Het Woord heeft bij ons gewoond en wij hebben
zijn grootheid gezien.' Dat is andere taal. Niet de taal van de historicus die
registreert, maar de taal van de theoloog die mediteert, die dieper kijkt, die
verbanden legt. En in dit geval is het ook nog de taal van het Oude Testament:
grootheid. Of met een ouder woord: heerlijkheid. Dat woord staat voor de glorie
van God, voor zijn grootheid en zijn macht en zijn kracht, voor de lichtglans
die aan God eigen was als Hij zich openbaarde aan mensen. Denk maar aan die
keer dat Mozes bij God op de berg was, en dat God aan Mozes voorbij ging. En
die heerlijke grootheid komen we ook tegen bij de inwijding van de tabernakel:
'Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel
gevuld door de majesteit (heerlijkheid) van de Heer.'
Deze
grootheid van de Vader was nu ook eigen aan de Zoon. En later, als Jezus in het
publiek optreedt, wordt die heerlijkheid ook zichtbaar in de wonderen die Hij
doet en de Woorden die Hij spreekt. 'Wij hebben zijn grootheid gezien.' En
misschien denkt Johannes zelf ook wel speciaal aan de verheerlijking van de
Here Jezus op de berg, waar hij samen met Petrus en Jakobus bij was geweest.
Maar is
die heerlijkheid er eigenlijk wel, daar in de stal van de geboorte? Hij is er
in elk geval wel even later, bij de herders in het veld: 'Ze werden omgeven
door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken', vertelt Lucas.
Maar in de kerststal, is daar die heerlijkheid te zien waarover Johannes het
heeft?
Nu is het wel belangrijk om eerst op te merken dat de
glorievolle grootheid van God en van zijn Zoon op aarde eigenlijk alleen maar
te zien was voor wie geloofden. Want er zijn talloze Joden geweest die Jezus
wonderen hebben zien doen en woorden hebben horen spreken met gezag, maar er
was geen haar op hun hoofd die er aan dacht om hier de heerlijkheid van God te
zien. Zij waren blind door hun ongeloof. Het is Simeon die ons leert om ook in
al die soberheid en eenvoud, in al die gewoonheid van het kind Jezus, door het
geloof de heerlijkheid te ontdekken. En Simeon zingt, acht dagen later in de
tempel, daar bij die eenvoudige moeder met dat gewone kind op haar arm, Simeon
zingt: 'Want met eigen
ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer (heerlijkheid)
strekt van Israël, uw volk.'
Wie in de
stal van de geboorte met ogen vol geloof kijkt, ziet daar in de soberheid ook
de heerlijkheid. Want dit kind is gekomen om ons te redden van de zonden, om
verzoening te brengen, licht in het duister, leven in de dood. Dat is de
grootheid van Maria's kind.
4
We gaan
weer naar Lucas, en we zien weer Maria, die vol verwondering kijkt naar haar
kind. Als je daarbij staat, bij iets wat ook zo herkenbaar is, dan kan er ook
een heel concrete vraag bij je opkomen. Want dat is toch een van de eerste
dingen die je vraagt als er een kind wordt geboren: 'Op wie lijkt Hij?' Zou
Jezus op zijn moeder hebben geleken? Die vraag kan bij je opkomen als je Lucas
leest. Want je ziet Maria kijken naar haar eerstgeborene, en je weet dat ze
later ook nog meer kinderen heeft gekregen, samen met Jozef, haar man. Jezus is
de oudste in het gezin. Zou Hij op zijn moeder geleken hebben? Lucas antwoordt
niet, wil ook niet antwoorden. Hij is historicus en registreert alleen wat echt
belangrijk is.
Johannes
antwoordt wel. Lijkt Jezus, de eerstgeborene, op zijn moeder? Nee, zegt
Johannes. Jezus, de enige Zoon, lijkt op zijn Vader. Terwijl Lucas
onwillekeurig onze blik richt op de moeder van Jezus, want zij is degene die
alles doet in de verzen 6 en 7, leidt
Johannes onze blik naar de Vader in de hemel. Want: de eerstgeborene van zijn
aardse moeder is de Eniggeborene van
zijn hemelse Vader. Dit kind is Gods Zoon, het Woord dat bij de Vader was, het
Woord dat God is en een sterfelijk en kwetsbaar mens is geworden. Hij is de
Eniggeborene. Uniek. In de taal van de Geloofsbelijdenis van Nicea: 'Geboren
uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit
waarachtig God, geboren niet geschapen, één van wezen met de Vader.' Zo leert
Johannes ons naar het kind in de voederbak te kijken.
Je zou
kunnen zeggen dat de Apostolische Geloofsbelijdenis in haar soberheid meer
aansluit bij de eenvoud van het Lucasevangelie: 'die ontvangen is van de
Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.' Punt. Maar de Geloofsbelijdenis van
Nicea spreekt meer de taal van Johannes, de theoloog die mediteert: 'God uit
God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God.' Dat kun je niet
vangen in een plaatje van een stal. 'God uit God. Licht uit Licht.' Maar ook dat is
Kerst.
5
We gaan
nu nog één keer heen en weer tussen het linker- en het rechterpaneel. Links
wordt gesproken over een nachtverblijf waar geen plaats was: 'Ze legde hem in een voederbak, omdat er
voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad'. Lucas, de
historicus, daagt je dan eigenlijk uit om een antwoord te zoeken op de vraag
waarom er geen plaats was. En er zijn allerlei mogelijkheden te bedenken. Er
waren erg veel gasten in Betlehem vanwege de inschrijving en alle
nachtverblijven zaten vol. Het zou ook kunnen zijn dat alle beschikbare ruimte
in beslag was genomen door de ambtenaren van Augustus die de inschrijving in
goede banen moesten laten lopen. Maar dat is allemaal niet zo belangrijk. 'Er
was geen plaats.' Dat ene zinnetje typeert heel het leven van Jezus. Er was
geen plaats voor Hem. De mensen zaten niet op Hem te wachten. En zelf heeft Hij
later gezegd: 'De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan
zijn hoofd nergens te ruste leggen.' 'Er was geen plaats voor Hem.' Niet in het
nachtverblijf en eigenlijk nergens. Ja, alleen op Golgotha was plaats voor Hem:
één vierkante meter, precies genoeg om een kruis neer te zetten.
Terwijl
Lucas het heeft over een nachtverblijf (of herberg), spreekt Johannes over een tent. Dat is in de vertaling niet
meer terug te vinden. Maar het woord dat met 'wonen' is vertaald betekent
letterlijk: 'zijn tent opslaan'. 'Het Woord heeft bij ons gewoond.' Dat wil zeggen: 'Het Woord heeft onder ons zijn
tent opgeslagen'. Zo was het ook in de woestijn geweest. Toen was de
tabernakel, de tent van de samenkomst er het teken van dat God onder zijn volk
wilde wonen. Zoals je in het Oude Testament in de tent van de samenkomst God
kon ontmoeten, zo ontmoeten we in het Nieuwe Testament God in Christus, het
Woord dat bij ons heeft gewoond: Immanuël, God met ons. Maar ook Johannes maakt
in zijn eerste hoofdstuk duidelijk dat er geen ruimte was voor het Woord van
God. 'De wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet.' 'Wie
van hem waren hebben hem niet ontvangen.' Er was geen plaats voor Christus hier
op aarde. 'Het Woord heeft bij ons gewoond', heel concreet en zichtbaar in de
mens Jezus die tegelijk God was, en toch leefden tallozen volledig langs Hem
heen. Dat was het gevolg van de zonde. En vanwege die zonde, die ook de onze
is, moest Christus komen. Hij moest hier ervaren dat er geen plaats voor Hem
was, zodat er bij God weer plaats zou zijn voor ons. Het Woord heeft hier op
aarde gewoond zodat ieder die gelooft in het Woord mag wonen in de hemel. Dat
is de boodschap van Kerst: een boodschap waarin het nachtverblijf van Lucas en
de tent van Johannes wijzen
naar het huis van de Vader waar
vele kamers zijn.
Zo is de
boodschap van Kerst een boodschap van verzoening en verlossing voor ieder die
gelooft dat Jezus is het Woord van God, de Redder van onze zonden. Want, zegt
Johannes, het Woord dat mens werd is vol van 'goedheid en waarheid'. En wie die
twee woorden leest tegen de achtergrond van het Oude Testament hoort de
volgende boodschap: in Christus wordt Gods 'goedertierenheid en trouw'
zichtbaar. Dat is een vast woordpaar in het Oude Testament waarin duidelijk
wordt wie God is: De God vol goedheid die zijn volk genade gunt; de God die
trouw is aan wat Hij heeft beloofd; de God van het verbond die in zijn Zoon
zijn hart opent voor zijn kinderen.
'Vol van
goedheid en waarheid', zegt Johannes. 'Vol van goedertierenheid en trouw' zeg
je dan op z'n oudtestamentisch. En je ziet Jezus, het kind in de voederbak,
eerstgeborene van moeder Maria, Eniggeborene van de Vader in de hemel, en in
Hem is al ons heil.
Want God heeft de wereld lief. En tegen allen die daarop
wonen, zegt Hij: 'Kijk naar dit kind, het Woord dat mens werd. Neem Jezus aan
als je Verlosser. Hij alleen redt je van je zonden. Hij alleen geneest en
bevrijdt je. Hij alleen geeft je een nieuwe toekomst. Dan schijnt er licht in
de duisternis. Dan is het feest op aarde en feest in de hemel.'
Handreiking voor de liturgie
Liedboek Gezang 138: 'Komt allen tezamen'
Welkom, Votum en Groet
Gereformeerd Kerkboek Gezang 81:1-4: 'Dit is de dag die God ons schenkt'
Gebed
Gereformeerd Kerkboek Gezang 81:5-8: 'U die voor ons geboren zijt'
Schriftlezing: Lucas 2:1-7 en Johannes 1:1-14
Liedboek Gezang 135: 'Hoor de eng'len zingen d'eer'
Preek 'Gewoon een wonder'
Opwekking 534: 'Jezus, Gods heerlijkheid verschijnt'
Het evangelie van Gods wet: wandelen in het licht (1 Johannes 1:1-2:2)
Gereformeerd Kerkboek Gezang 52: 'Zo laat Gij, Heer, uw knecht'
Voorbeden
Collecte
Gereformeerd Kerkboek Gezang 50: 'Ere zij God'
Zegen