Jezus komt eraan!
U kent de huidige tijd:
het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want de redding is
ons meer nabij dan toen we tot geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag
nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en
ons omgorden met de wapens van het licht. Laten we daarom zo eerzaam leven als
past bij de dag en ons onthouden van bras- en slemppartijen, ontucht en
losbandigheid, tweespalt en jaloezie. Omkleed u met de Heer Jezus Christus en
geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt.
Hoe laat is het? Dat is een vraag die je vaak stelt. En waar
je heel gemakkelijk een antwoord op krijgt. Je kijkt op je horloge: het is nu …
uur. Je kijkt op je wekkerradio naast je bed: half zes, gelukkig nog geen tijd
om op te staan. Of je vraagt het aan iemand op straat: meneer, weet u misschien
hoe laat het is?
Hoe laat is het? Die vraag wordt ook gesteld in een grapje
waarmee de socio-cultuur een beetje belachelijk wordt gemaakt: Jan loopt op
straat en merkt dat hij zijn horloge is vergeten om te doen. Maar gelukkig komt
hij Wouter tegen, een sociaal werker. En hij vraagt hem: ‘Wouter, weet jij
misschien hoe laat het is?’ En Wouter antwoordt: ‘Jan, jongen, wat vind je er
zelf eigenlijk van?’
Hoe laat is het? Dat is een vraag die je ook maar beter niet
aan Paulus kunt stellen. Want voor Paulus lijkt dat geen vraag te zijn. Hij
zegt: ‘Je weet toch wel hoe laat het is? Tijd om uit de slaap te ontwaken. Want
Jezus komt eraan.’
Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om
1. wakker te worden,
2. op te staan,
3. aan te kleden.
Slapen
doe je ‘s nachts. Daar is niks mis mee. Je rust ervan uit. En na een nacht goed
slapen kun je er weer een hele dag tegen. Maar als er in de bijbel over de
nacht wordt gesproken, heeft dat eigenlijk altijd een diepere betekenis. Als in
de bijbel de woorden nacht en duisternis vallen, dan gaat het heel vaak over
zonde. Over dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Zo wordt er in de
bijbel bijvoorbeeld gesproken over werken van de duisternis, of over de werkers
van de duisternis.
En met slapen is het al net zo. Dat heeft vaak alles te
maken met niet op je hoede zijn. Als je niet op je hoede bent, sukkel je maar
zo in slaap. Denk bijvoorbeeld maar aan de vijf wijze en vijf dwaze meisjes uit
de gelijkenis: ze vallen in slaap. Het wachten duurt hen te lang. En dat kun je
je best voorstellen: wachten kan soms heel lang duren. Zo lang, dat je van
vermoeidheid in slaap valt. En als je slaapt, ben je niet op je hoede en kan de
zonde je maar zo te pakken nemen.
En daarom rukt Paulus als het ware aan je bed: ‘Wakker
worden! Lig nou niet langer in de zonde! Want als je dat blijft doen, is het te
laat. Jezus komt eraan!’
Jezus komt eraan! Het komt steeds dichterbij. Elk jaar, elke
maand, elke dag, ieder uur is er één dichterbij de Wederkomst van Jezus. En
elke verjaardag is er één dichterbij de Wederkomst van Christus. En elk
Kerstfeest is er één dichterbij de Wederkomst van Christus.
Nu is dat toeleven naar de Wederkomst van Jezus iets wat je
vaak niet echt ingebakken zit. Ja, je kunt je voorstellen dat mensen die door
het leven helemaal murw geslagen zijn ernaar verlangen dat Jezus komt. En zij
zullen van ganser harte meebidden met het gebed: ‘Kom, Heer Jezus, kom
haastig!’ Maar voor heel veel van ons heeft het leven toch echt wel wat te
bieden. En je zou het eigenlijk jammer vinden als Jezus nu al terugkwam. ‘Van
mij mag Hij nog wel even wegblijven’, denk je misschien wel. ‘Ik heb nog maar
net verkering.’ ‘Ik heb eindelijk een baan die ik echt leuk vindt.’ ‘Ik wil zo
graag mijn kleinkinderen nog zien.’
Maar
dan zegt Paulus: ‘Wakker worden!’ Doe je ogen open en geef ze eens goed de
kost! Het is nacht om je heen. Het donker grijnst je tegemoet. Zet je televisie
maar eens aan. Doe je krant maar weer eens open. Allemaal ellende. Het is nacht
hier op aarde. De nacht van de zonde. Nu is het helemaal Paulus’ bedoeling niet
om ons die dingen af te pakken waar we zo van kunnen genieten: verkering, een
leuke baan, kleinkinderen. Want dat hoort ook echt bij het leven met de Heer:
genieten van de goede dingen die Hij geeft.
Maar Paulus probeert ons hier wel wakker te schudden, zodat
we ook oog krijgen voor het donker van de nacht om ons heen. Het donker dat
door het licht van Jezus’ komst voorgoed weggevaagd zal worden. Want stel dat
Jezus nú terugkwam, dan betekende dat het einde van alle terrorisme en dreiging
van terreuraanslagen, het einde van alle hongersnood, het einde van de
kankercellen in het lichaam van een zieke. Als Jezus nú terug zou komen, dan
zou dat ook het einde ook van alle zonden betekenen: dan wordt Gods Naam niet
langer gevloekt, alle ruzies zijn bijgelegd, alle geroddel behoort tot het
verleden, alle onreinheid voorgoed voorbij. Want dat zijn allemaal dingen die
het nacht maken hier op aarde. En het zal steeds erger worden, heeft Jezus
gezegd. De nacht wordt steeds donkerder.
En daarom wil Paulus ons wakker schudden: het is nú tijd om
wakker te worden, je ogen uit te wrijven en eens goed te kijken hoe het er nu
eigenlijk voorstaat, in deze wereld, en ook in je eigen leven. En dan zijn er
een heleboel lichtpuntjes te noemen: mooie dingen die er in je leven zijn,
overwinning op een zonde uit je leven, je kent plezier en geluk. Allemaal
lichtpuntjes. Maar het zijn wel lichtpuntjes in het donker. Als sterren in de
nacht. Het lukt al die sterren bij elkaar toch niet om het donker van de nacht te
verjagen. Dát kan alleen de zon. En Jezus wordt in de bijbel dan ook een keer
de zon genoemd: ‘de zon die gerechtigheid brengt’ (Maleachi 3:20). Zoals alleen
de zon het donker van de nacht kan verjagen, zo kan alleen Jezus de nacht van
de zonde voorbij doen gaan. ‘Verlossing’ noemt Jezus Zelf zijn komst: ‘Jullie
verlossing is nabij’ (Lucas 21:28). We wórden verlost van alle zonde en
ellende. Want Jezus komt eraan!
2 Jezus komt eraan: Opstaan!
‘Kwart voor acht! Opstaan!’ Zo riep mijn moeder me vroeger altijd
wakker, toen ik nog op de middelbare school zat. Als je naar school moet, dan
moet je op een of andere manier wakker worden gemaakt. Anders kun je niet
opstaan. En daarom roept je moeder je. Of je houdt het allemaal zelf in de hand
door een wekker te zetten, zo een die je er om de negen minuten aan herinnert
dat je nu toch écht op moet staan omdat je anders te laat komt.
En nu staat Paulus aan ons bed. ‘Wakker worden en opstaan!’,
roept hij. Want alleen wakker worden is niet genoeg. Je moet er dan ook uit
komen, en de nacht de nacht laten, en je bed je bed laten. ‘Laten we ons
ontdoen van de praktijken van de duisternis.’ Stop met die dingen die het
daglicht niet kunnen verdragen. En als je dat doet, opstaan, en de nacht de
nacht laten, dan zul je nu al meemaken dat het licht wordt. In het donker van
de nacht dringen dan al de lichtstralen van de dag door. Want de dag van Jezus’
Wederkomst is niet iets van later zorg. Zo van: die komt vanzelf wel. Nee, de
dag van Jezus’ Wederkomst bepaalt nu al hoe je leven eruit ziet. De dag van
Jezus’ Wederkomst maakt je leven nu al anders. ‘Sta op, en laat de nacht de
nacht.’
De nacht de nacht laten, dat betekent heel concreet dat je
nalaat wat bij de nacht hoort: de zonde. Want zonden zijn zaken die het
daglicht niet kunnen verdragen. En er zijn bepaalde zonden die ook echt in de
nacht thuishoren. Dronkemannen lopen ‘s nachts lallend over straat.
Steekpartijen vinden bij voorkeur plaats in donkere steegjes. En als ouders
laat je je dochter ‘s avonds liever niet alleen over straat gaan. Bij donker
gebeuren er inderdaad dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.
Maar die dingen gebeuren ook overdag. Ook bij klaarlichte
dag gebeuren er dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. En die er op de
dag van Jezus niet mee door kunnen: ruzie, een ander naar beneden halen,
egoïsme, liegen. En van die dingen zegt Paulus: ‘Ontdoe je ervan.’ Sta op, en
laat de nacht de nacht. Sta op, en trek de zonde als een pyjama uit. Sta op, en
wandel als bij lichte dag, in een nieuw leven. Want de dag van Jezus is nabij.
Zó nabij, dat het licht van die dag nu al doordringt in het donker van de
nacht.
Het is met de Wederkomst net als met het vieren van het
Kerstfeest. De Kerstfeestviering komt als het goed is niet uit de lucht vallen.
Op vier Adventszondagen leven we ernaar toe. En dan zie je dat het feestelijke
van de Kerstdag er ook nu al is. De lichtstralen van de ster van Betlehem, doen
ook nu hun werk al: ze maken het al een beetje licht.
En zo is het ook met de Wederkomst van Christus. Als we de
Zoon van de mens zien komen op een wolk, dan is het feest, en dan is alles
licht. En iets daarvan is nu al te zien, namelijk waar christenen wandelen als
kinderen van het licht. Waar dat gebeurt zal de dag van Jezus je ook nooit
plotseling overvallen. Omdat iets van die dag al in je leven te zien was.
Iéts. Want het blijft nu nog nacht. En dat zien we ook echt
wel in ons eigen leven. Want als je eerlijk bent, dan ken je dat wel van
jezelf: ‘bras- en slemppartijen, ontucht en losbandigheid, tweespalt
en jaloezie.’ Misschien niet precies in die vorm. Maar ieder kan voor
zichzelf wel een plaatje maken bij die ‘nacht’.
En juist daarom zegt Paulus: ‘doe je ogen open, en sta op.
Laat de nacht de nacht. En ga ook vooral niet liggen uitslapen. Geef niet toe
aan je eigen wil, die begeerten in je opwekt.’ Met die laatste zin bedoelt
Paulus, dat je de zonde niet moet koésteren. ‘Draai je vooral niet nog eens
lekker om. Trek de deken van de zonde toch niet nog eens lekker over je hoofd.’
‘Maar doe voortaan alleen maar wat gezien mag worden.’ Dat
is niet gemakkelijk. Dat weet iedereen die dat graag wil. Het is heel moeilijk
om die dingen te doen, die gezien mogen worden, die het daglicht kunnen
verdragen. Dat kan dan ook alleen als het licht van Jezus in je hart schijnt:
als Hijzelf de Heer van je hart is geworden en de vernieuwnede kracht van je
leven. Maar zoals het licht van de grote Dag nu al doordringt in de nacht, zo
is Jezus die kómt er ook nú al.
Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om wakker te
worden, je ogen uit te wrijven en tot de ontdekking te komen dat de zonde het
nacht maakt op aarde. Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om op te
staan, de nacht de nacht te laten en je te ontdoen van de zonde. Jezus komt
eraan! En daarom is het nú tijd om je aan te kleden. En de kleren die je aan
moet doen, die krijg je, van God zelf.
‘Omgord je met de wapens van het licht!’ Het is heel
opvallend dat Paulus het heeft over ‘praktíjken van de duisternis’ en ‘de
wápens van het licht’. Waar wapens zijn, daar moet gevochten worden. En dat
heeft Paulus goed gezien: het is een heel gevecht om dichtbij de Heer te leven.
Dat kan iedereen wel meevoelen. Zonde toelaten in je leven, daar is geen kunst
aan. Dat gaat vanzelf. Daar hoef je niet voor te vechten. De praktijken van de
duisternis komen je gewoon aanwaaien. En daar zijn dan ook geen wapens voor
nodig.
Maar het is wel een heel gevecht om in het licht te leven.
Dat waait je niet aan. Daar zijn wapens voor nodig. En die heb je zelf niet in
huis. Die moeten je gegeven worden. En dat doet God. Als je wakker wordt en
opstaat, staat Hij als het ware al klaar om je ze aan te geven: ‘Hier, pak aan,
en trek ze aan, en vecht om te leven in het licht.’
In Efeziërs 6:10-20 heeft Paulus het uitgebreid over de
wapens die God je aanreikt voor het gevecht tegen de zonde, voor de geestelijke
strijd. Hij heeft het over de gordel van de waarheid, het harnas van de
gerechtigheid, de sandalen van het evangelie, de helm van de verlossing. En hij
noemt ook twee dingen die je dan wel niet aan kunt trekken, maar die je wel
kunt vasthouden: het zwaard van de Geest en het schild van het geloof. Een kast
vol kleren en wapens!
En als je uit dat beeld van die kleren en die wapens stapt,
dan zeg je: leef door het Woord en in gebed, laat je leiden door geloof, hoop
en liefde. Dat zijn de wapens die God ons aanreikt bij het opstaan. Als Woord
en gebed, geloof, hoop en liefde in je leven te vinden zijn, dan dringt er
licht door in het donker. Want op die manier leef je dichtbij Jezus, en groeit
er iets tussen jou en Hem: ware en liefdevolle verbondenheid. Dan laat je de
nacht de nacht, en ervaar je dat het ook hier al dag aan het worden is.
Woord
en gebed, geloof, hoop en liefde. Dat zijn vijf woorden. Maar Paulus zegt
hetzelfde ook nog eens met drie woorden, of eigenlijk met één naam: ‘Omkleed je
met de Heer Jezus Christus!’ Dat is het geheim van het leven dat past bij de
dag: als je heel dichtbij de Heer Jezus leeft, dan komt er licht in de
duisternis. Als je heel dichtbij de Heer Jezus leeft, wordt de nacht al een
beetje dag. Als je heel dichtbij de Heer Jezus leeft, is Hij nú al een beetje
teruggekomen.
Omkleed je met de Heer Jezus Christus. De namen van de Zoon
van God worden hier voluit geschreven. Heer: je bent van Hem. Jezus:
Hij verlost je. Christus: de Gezalfde geeft ook jou zijn Geest. Want
vechten om in het licht te leven, dat kan niemand van zichzelf. En daarom doet
de Heer Jezus het voor je. Hij doet het zelfs in je en door je heen. En zo
krijgt dat ene zinnetje ‘Jezus komt eraan’ een diepere dimensie: Jezus komt
eraan, maar Hij ís er ook al, om je te helpen. Hij ís er ook al, om in jou en
door jou de geestelijke strijd te voeren.
Jezus komt eraan! Dat is dus niet iets van later zorg. Zo
van: het duurt mijn tijd nog wel. Jezus komt eraan! Dat is nú al te merken. Het
licht van zijn dag, breekt nu al door in onze nacht.
Hoe laat is het? Op die vraag krijg je een antwoord als je
op je horloge kijkt. Of je vraagt het aan iemand op straat. Maar ook op weg
naar de Wederkomst van Christus, is het een vraag die we maar vaak moeten
stellen: aan onszelf en aan elkaar. En het antwoord luidt: in ieder geval nog
niet te laat om wakker te worden, op te staan en aan te kleden!